- Tu connais les bonnes intentions en France en 2025 (deux mille vingt-cinq
-Tu sais quels tests sont à venir et tu connais leur contenu
- Je weet wat de passé composé is en kunt deze toepassen met het hulpww avoir en être (ww -er, -re, -ir, être, avoir, faire, prendre)
- Je kunt het lijdend voorwerp vervangen door een lidwoord
(morgen)
- Je kunt een gesprek over reizen begrijpen. Je kunt een schrijfopdracht maken over een reis (waar, wie, hoe, mening, activiteit, accomodatie, mening)