Schritt 32/Wiederholung

Deutschstunde 9. März
Kamera ausschalten
Mikrofon ausschalten
Öffne dein Buch auf Seite 145
Ergänze den Lessonup Code
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deutschstunde 9. März
Kamera ausschalten
Mikrofon ausschalten
Öffne dein Buch auf Seite 145
Ergänze den Lessonup Code

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm
 1. Landeskunde: Video
 2. Schritt 32: Hausaufgaben
 3. Wiederholen Grammatik
                       
Lernziele:
Ihr könnt verschiedene Strategien anwenden

Slide 2 - Tekstslide

Video
zu Hause?
Mach mit über Lessonup

in der Klasse?
A = stehen
B = sitzen
C = Hand heben

Slide 3 - Tekstslide

2

Slide 4 - Video

02:09
Wann dürfen die deutschen Kinder wieder Sport machen? Wenn der Inzidenzwert
A
mehr als 100 ist
B
weniger als 100 ist

Slide 5 - Quizvraag

02:34
Wer entscheidet ob die Kinder Sport machen dürfen?
A
das Bundesland
B
die Regierung
C
die Gemeinde (= gemeente)

Slide 6 - Quizvraag

Hausaufgaben
Redemittel Schritt 32

Gespräche 1B und 2B

Slide 7 - Tekstslide

Prüfung 16. März
Schritt 21 tm 32
Leren:

Schritt 21: woorden en Stempelopdracht
Schritt 22, 26, 28: woorden
Schritt 24: Grammatik, Seite 110
Schritt 25 en 32: Redemittel
Schritt 31: Grammatik, Seite 142




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De vervoeging
(friettenten)
Friettenten
(stam eindigt op een s-klank s, x, z, ß)

ich stam + e
du stam + t
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)

Slide 10 - Tekstslide

De vervoeging
(feesteten eten)
ich stam + e
du stam + est
er/sie/es/man stam + et
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + et
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesteten eten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er F voor staat er: feesteten eten!

Slide 11 - Tekstslide

Het verschil in uitgangen
suchen
tanzen
finden
ich
e
e
e
du
st
t
est
er/sie/
es
t
t
et
wir
en
en
en
ihr
t
t
et
sie/Sie
en
en
en
fe..esttenten
fri..ettenten
f..eesteten eten

Slide 12 - Tekstslide

Machen
Seite 162
Aufgabe 28, 30, 31

Fertig? Machen 34 und 35
timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide

Aufgabe 28: Fe...esttenten

  • ich mache
  • du machst
  • er macht
  • wir machen
  • ihr macht
  • sie machen
  • du rettest
  • er rettet
  • wir retten
  • ihr rettet
  • du reist 
  • du setzt
  • du grüßt

Slide 14 - Tekstslide

der
die
das
veel woorden die op -e eindigen
veel woorden waarvoor in het Nederlands het staat
woorden die een mannelijke persoon aanduiden
woorden die eindigen op heit/keit
dagen, maanden, jaargetijden
woorden die een vrouwelijke persoon aanduiden
zelfstandige naamwoorden die de stam van een werkwoord zijn
alle verkleinwoorden

Slide 15 - Sleepvraag

Aufgabe 30, Seite 162

  1. (zijn)         Brötchen sind schon weich (zacht) geworden.
  2. (onze)       Werden                  Möbel heute geliefert?
  3. (mijn)                             Schrank hat vier Schubladen.
  4. (uw)           Frau Klein, wie alt sind               Kinder?
  5. (jullie)        Wie viele Einwohner hat                Dorf?




Slide 16 - Tekstslide

Aufgabe 30, Seite 162

  1. (zijn)         Seine Brötchen sind schon weich (zacht) geworden.
  2. (onze)       Werden  unsere Möbel heute geliefert?
  3. (mijn)         Mein  Schrank hat vier Schubladen.
  4. (uw)           Frau Klein, wie alt sind  Ihre Kinder?
  5. (jullie)        Wie viele Einwohner hat euer  Dorf?




Slide 17 - Tekstslide

Hausaufgaben
machen Aufgaben
31, 34, 35

Slide 18 - Tekstslide