Les 6 en les 7 - Politieke Partijen en Kabinet en Parlement

BEGINTAAK: onderstaande stellingen horen bij één stroming. Zijn ze links of rechts? Leg je antwoord uit!
1. Dilan wil dat de belastingen omlaag gaan voor burgers en bedrijven.
2. Voor Geert is het helder: Geen cent meer naar armere landen binnen de Europese Unie.
3. Henri wil dat christelijke scholen zelf de invulling van hun lessen mogen bepalen.
4. De overheid moet zich passief opstellen
1 / 25
volgende
Slide 1: Open vraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

BEGINTAAK: onderstaande stellingen horen bij één stroming. Zijn ze links of rechts? Leg je antwoord uit!
1. Dilan wil dat de belastingen omlaag gaan voor burgers en bedrijven.
2. Voor Geert is het helder: Geen cent meer naar armere landen binnen de Europese Unie.
3. Henri wil dat christelijke scholen zelf de invulling van hun lessen mogen bepalen.
4. De overheid moet zich passief opstellen

Slide 1 - Open vraag

BEGINTAAK: onderstaande stellingen horen bij één stroming. Zijn ze progressief of conservatief? Leg je antwoord uit!
1. Mitchel en Thomas willen graag samen een kind adopteren.
2. Fatima ziet het wel zitten om twee dagen vanuit huis te werken.

Slide 2 - Open vraag

Kabinet en Parlement

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je hebt een beeld van je eigen politieke voorkeur en die van de klas
  • Je weet wat de taken van kabinet en parlement zijn.
  • Je weet wat het verschil is tussen coalitie en oppositie.
  • Je kunt uitleggen waarom het kabinet het parlement nodig heeft.

Slide 5 - Tekstslide

De politieke voorkeur van de klas

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wie zitten er in het kabinet
A
Alle ministers
B
Alle staatssecretarissen
C
Alle ministers én staatssecretarissen
D
Alle ministers en de koning

Slide 9 - Quizvraag

De voorzitter (leider) van het kabinet is de minister-president (Dick Schoof)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Begrippen
Minister = baas van een ministerie (bijv. economie)
Staatssecretaris = onderminister die verantwoordelijk is voor een deel van een ministerie (bijv. landbouw)
Minister-president = voorzitter kabinet
Kabinet = alle ministers en staatssecretarissen, ook wel dagelijks bestuur van het land
Ambtenaren = helpen ministers en staatssecretarissen bij hun werk

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak van hoofdstuk politiek paragraaf kabinet en parlement opdracht 1

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen regering en kabinet?

Slide 13 - Open vraag

Schema invullen
Minister-president
Kabinet
Regering
Ministers
Staatssecretarissen 
Ambtenaren

Slide 14 - Tekstslide

Welke taken heeft de Tweede Kamer?

Slide 15 - Open vraag

Welke taak van de Trias Politica vind je terug in de Tweede Kamer

Slide 16 - Open vraag

Begrippen
Tweede Kamer = 150 volksvertegenwoordigers die wetten maken en over wetten stemmen
Eerste Kamer = 75 volksvertegenwoordigers het besluit van de Tweede Kamer controleren
Parlement = Tweede en Eerste Kamer samen
Motie = verzoek indienen bij de minister

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Je doet in hoofdstuk politiek paragraaf kabinet en parlement het volgende:

Vanaf 4.2.1. lees, kijk en maak je alles t/m opdracht 6
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen
  • Coalitie = partijen in het kabinet (meestal meerderheid, nu PVV, VVD, NSC, BBB)
  • Oppositie = overige partijen in de Tweede Kamer

Slide 19 - Tekstslide

Schema invullen
  • Parlement
  • Tweede Kamer
  • Eerste Kamer
  • Wetsvoorstellen
  • Controleren

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de taken van het kabinet?
A
Maken en uitvoeren van wetten en het maken van de begroting.
B
Beslissen over wetten en het maken van de begroting.
C
Beslissen over wetten en het controleren van de begroting.
D
Uitvoeren en maken van wetten en het controleren van de begroting.

Slide 21 - Quizvraag

'Stemmen over een wetsvoorstel' is:
A
Een controlerende taak van het parlement.
B
Een controlerende taak van het kabinet.
C
Een wetgevende taak van het kabinet.
D
Een wetgevende taak van het parlement.

Slide 22 - Quizvraag

Met de oppositie wordt bedoeld:
A
Alle partijen die samen in het kabinet zitten.
B
Alle partijen die samen in de Tweede Kamer zitten.
C
Alle partijen die niet in de Tweede Kamer zitten.
D
Alle partijen die niet in het kabinet zitten.

Slide 23 - Quizvraag

Wie beslist er over wetsvoorstellen?
A
De Tweede Kamer.
B
De Koning.
C
Het kabinet.
D
De regering.

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandig werken/huiswerk
Maak van hoofdstuk politiek paragraaf kabinet en parlement opdracht 4, 5, 6, 7, 8 en Test Jezelf

Slide 25 - Tekstslide