Je leert verschillende vierhoeken en kan de vierhoeken op twee manieren herkennen:
- Door een omschrijving van verschillende eigenschappen.
- Door een plaatje en daarbij kan je de verschillende eigenschappen geven.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Dit is een volle hoek
Die is altijd 360°
Net als een cirkel, die is ook 360°
Slide 30 - Tekstslide
Reminder: dit hoofdstuk ga je geen hoeken meten, maar hoeken berekenen. Dit betekent dat je niet met je geodriehoek meet, maar dat ik een berekening wil zien.
Nieuwe theorie: hoeken berekenen
(met een volle hoek)
Slide 31 - Tekstslide
Bewijs dat een vierhoek, alle hoeken samen 360 graden zijn.
Stap 1: Een willekeurige vierhoek
Slide 32 - Tekstslide
Stap 2: Alle vier de hoeken hebben een andere kleur
Slide 33 - Tekstslide
Stap 3: De vier hoeken worden losgemaakt.
Slide 34 - Tekstslide
Stap 4: De vier hoeken worden tegen elkaar gelegd.
Slide 35 - Tekstslide
Stap 5: De vier hoeken maken een volle hoek en die is 360 graden!
Slide 36 - Tekstslide
HAVO Hoeken bereken
Overstaande hoeken zijn gelijk
Gestrekte hoek
Slide 37 - Tekstslide
Wanneer je drie hoeken van een vierhoek weet, dan kun je de vierde berekenen.
Dit is de berekening!
Slide 38 - Tekstslide
Gelijkbenige driehoek
Leerdoel:
Ik kan zelf een gelijkbenige driehoek maken.
Slide 39 - Tekstslide
Gelijkbenige driehoek
Een gelijkbenige driehoek heeft twee gelijke benen.
benen
de zijden die even lang zijn, noemen we de benen
basis
de andere zijde heet de basis
basishoeken
de hoeken aan de basis heten de basishoeken
tophoek
de andere hoek heet de tophoek
Slide 40 - Tekstslide
Driehoek tekenen
Je krijgt gegevens om te kunnen tekenen:
Driehoek ABC, daarbij is:
AB = BC = 5 cm
AC = 4 cm
Slide 41 - Tekstslide
Stap 1: Maak een schets
Driehoek ABC, daarbij is:
AB = BC = 5 cm
AC = 4 cm
Hulpmiddelen:
geodriehoek, potlood en passer.
Slide 42 - Tekstslide
Stap 2: Teken lijn AB
Je begint met lijn AB, want die ligt plat. Je maakt de lijn 5 cm.
Slide 43 - Tekstslide
Stap 3: Teken cirkel bij B
Lijn BC moet ook 5 cm worden.
Daarom teken je met je passer een cirkel om B heen, met B als middelpunt en de straal 5 cm (je zet de pootjes van je passer 5 cm uit elkaar).
Slide 44 - Tekstslide
Stap 4: Teken cirkel bij A
Lijn AC moet 4 cm worden.
Daarom teken je met je passer een cirkel om A heen, met A als middelpunt en de straal 4 cm (je zet de pootjes van je passer 4 cm uit elkaar).
Slide 45 - Tekstslide
Stap 5: Zoek punt C
Punt C vind je waar de twee cirkels elkaar raken. Dan kan boven of onder lijn AB. Meestal kiezen we boven de lijn.
Slide 46 - Tekstslide
Stap 6: Maak de driehoek ABC
Vanuit punt C trek je een lijn naar A en een lijn naar B en je hebt driehoek ABC gemaakt!
Slide 47 - Tekstslide
Wanneer je niet meer weet hoe je een driehoek moet maken, wanneer je de hoeken in graden hebt gekregen, kijk dan het volgende filmpje. (Volgende slide)