MCAWIS lj 1 dt 6 alle theorie op een rij

Alle theorie deeltaak 6
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Alle theorie deeltaak 6

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Aanpak
  1. stap 1: inhoud linkerbalk
    80 x 100 x 50 = 400.000 cm3
  2. stap 2: inhoud rechterbalk
    30 x 40 x 50 = 60.000 cm3 
  3. stap 3: optellen
    400.000 + 60.000 = 460.000 cm 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Symmetrie

Slide 6 - Tekstslide

Lijnsymmetrie
Lijnsymmetrie: wanneer 2 of meer helften precies op elkaar passen. Een ander woord voor lijnsymmetrisch is vouwsymmetrisch.

Een lijn waarop je het dubbel kunt vouwen, heet een SYMMETRIEAS 

Slide 7 - Tekstslide

Draaisymmetrie

Slide 8 - Tekstslide


We kunnen de paraplu dus "dubbelvouwen" en dan passen de vakjes precies op elkaar.

Maar we kunnen de paraplu ook ronddraaien, zodanig dat de witte vakjes op witte vakjes komen en de rode vakjes op de rode.

Slide 9 - Tekstslide

Draaisymmetrie
Als je een figuur een stukje kunt draaien, zodat het weer precies op zichzelf past, noem je het draaisymmetrisch.
Het punt dat in het midden blijft, noem je het draaipunt.

Slide 10 - Tekstslide

Kleinste draaihoek
  • Je weet: een volle hoek is 360 graden
  • Je weet: in drie stappen ben je rond
  • Dus: in één stap draaien de wieken 360 : 3 = 120 graden
  • Dit noem je de kleinste draaihoek
  • Dat betekent dat na een draaiing van 120 graden de wieken weer op zichzelf passen.

Slide 11 - Tekstslide

Driehoeken
Vier soorten driehoeken:
  1. Onregelmatige driehoeken
  2. Rechthoekige driehoeken
  3. Gelijkbenige driehoeken
  4. Gelijkzijdige driehoeken

Slide 12 - Tekstslide

Onregelmatige driehoeken

Slide 13 - Tekstslide

Rechthoekige driehoek
Eigenschappen:
- Heeft een hoek van 90 graden.
- Er kunnen twee zijdes even lang zijn, 
maar dat hoeft niet.

Slide 14 - Tekstslide

Gelijkbenige driehoek
Eigenschappen:
- Twee zijdes zijn even lang.
- Twee hoeken zijn even groot.
(basishoeken)
- Er is een symmetrie-as.

Slide 15 - Tekstslide

Gelijkzijdige driehoek
Eigenschappen:
- Alle zijdes zijn even lang.
- Alle hoeken zijn even groot.
- Er zijn drie symmetrie-assen.

Slide 16 - Tekstslide

Gestrekte hoek
Misschien kun je je de gestrekte hoek nog herinneren. Dat was een hoek van 180°.

Stel nu dat we die hoek in tweeën gaan verdelen. Hoe groot zijn die hoeken dan samen? Hoek B en A moeten dan natuurlijk ook samen 180° zijn. 

Slide 17 - Tekstslide

Gestrekte hoek
Als we dus weten dat ∟1 = 56° , dan kunnen we nu uitrekenen hoeveel hoek 2 is. 

∟1 + ∟2= 180°
Dus ∟2 = 180° -  ∟1 
Dus ∟2 = 180° - 56° = 124° 

Slide 18 - Tekstslide

Gestrekte hoek
Het maakt hierbij niet uit in hoeveel hoeken de gestrekte hoek is opgedeeld. 

Hier zie je 3 hoeken, die samen 180° zijn (32,9° moet je afronden op 33°)

∟1 + ∟2 + ∟3 = 180°
33° + 87° + 60° = 180°


Slide 19 - Tekstslide

13.5 Hoekensom driehoek

De drie hoeken van een driehoek zijn even groot als een gestrekte hoek. In elke driehoek zijn de hoeken opgeteld samen 180 graden! 



Hoekensom driehoek = 180 graden

Slide 20 - Tekstslide

Hoekensom driehoek

A+B+C=180°

Slide 21 - Tekstslide

Driehoeken samen 180°
Zoals we op de vorige dia zagen, vormen 3 hoeken samen een gestrekte hoek van 180°. Maar 3 losse hoeken vormen ook samen een driehoek!

Dus een driehoek heeft ook altijd samen 180°

Slide 22 - Tekstslide

Driehoek samen 180°
Ook hiervoor kunnen we een sommetje opschrijven. 
∟1 + ∟2 + ∟3 = 180°
52° + 104° + 24° = 180°

∟E + ∟F + ∟D = 180°
25° + 90° + ∟D = 180°
∟D = 180°
- 25° - 90° = 65°
Dus ∟D = 65°

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert verschillende vierhoeken en kan de vierhoeken op twee manieren herkennen:
- Door een omschrijving van verschillende eigenschappen.
- Door een plaatje en daarbij kan je de verschillende eigenschappen geven.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Dit is een volle hoek
Die is altijd 360°
Net als een cirkel, die is ook 360°

Slide 30 - Tekstslide


Reminder: dit hoofdstuk ga je geen hoeken meten, maar hoeken berekenen. Dit betekent dat je niet met je geodriehoek meet, maar dat ik een berekening wil zien.
Nieuwe theorie: hoeken berekenen 
(met een volle hoek)

Slide 31 - Tekstslide

Bewijs dat een vierhoek, alle hoeken samen 360 graden zijn.
Stap 1: Een willekeurige vierhoek

Slide 32 - Tekstslide

Stap 2:  Alle vier de hoeken hebben een andere kleur

Slide 33 - Tekstslide

Stap 3: De vier hoeken worden losgemaakt.

Slide 34 - Tekstslide

Stap 4: De vier hoeken worden tegen elkaar gelegd.

Slide 35 - Tekstslide

Stap 5: De vier hoeken maken een volle hoek en die is 360 graden!

Slide 36 - Tekstslide

HAVO Hoeken bereken
Overstaande hoeken zijn gelijk



Gestrekte hoek


Slide 37 - Tekstslide

Wanneer je drie hoeken van een vierhoek weet, dan kun je de vierde berekenen.
Dit is de berekening!

Slide 38 - Tekstslide

Gelijkbenige driehoek
Leerdoel:
Ik kan zelf een gelijkbenige driehoek maken.

Slide 39 - Tekstslide

Gelijkbenige driehoek
Een gelijkbenige driehoek heeft twee gelijke benen. 
benen
de zijden die even lang zijn, noemen we de benen
basis
de andere zijde heet de basis
basishoeken
de hoeken aan de basis heten de basishoeken
tophoek
de andere hoek heet de tophoek

Slide 40 - Tekstslide

Driehoek tekenen
Je krijgt gegevens om te kunnen tekenen:
Driehoek ABC, daarbij is:
AB = BC = 5 cm
AC = 4 cm

Slide 41 - Tekstslide

Stap 1: Maak een schets
Driehoek ABC, daarbij is:
AB = BC = 5 cm
AC = 4 cm

Hulpmiddelen:
geodriehoek, potlood en passer.

Slide 42 - Tekstslide

Stap 2: Teken lijn AB
Je begint met lijn AB, want die ligt plat. Je maakt de lijn 5 cm.

Slide 43 - Tekstslide

Stap 3: Teken cirkel bij B
Lijn BC moet ook 5 cm worden.
Daarom teken je met je passer een cirkel om B heen, met B als middelpunt en de straal 5 cm (je zet de pootjes van je passer 5 cm uit elkaar).

Slide 44 - Tekstslide

Stap 4: Teken cirkel bij A
Lijn AC moet 4 cm worden.
Daarom teken je met je passer een cirkel om A heen, met A als middelpunt en de straal 4 cm (je zet de pootjes van je passer 4 cm uit elkaar).

Slide 45 - Tekstslide

Stap 5: Zoek punt C
Punt C vind je waar de twee cirkels elkaar raken. Dan kan boven of onder lijn AB. Meestal kiezen we boven de lijn.

Slide 46 - Tekstslide

Stap 6: Maak de driehoek ABC
Vanuit punt C trek je een lijn naar A en een lijn naar B en je hebt driehoek ABC gemaakt!

Slide 47 - Tekstslide

Wanneer je niet meer weet hoe je een driehoek moet maken, wanneer je de hoeken in graden hebt gekregen, kijk dan het volgende filmpje. (Volgende slide)

Slide 48 - Tekstslide

0

Slide 49 - Video