4TL H6

4TL H6
Iedereen betaalt belasting.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 300 min

Onderdelen in deze les

4TL H6
Iedereen betaalt belasting.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beste leerlingen,
Ik ben deze week afwezig i.v.m. wintersportvakantie met familie. Ik heb voor jullie de lessen voor deze week klaargezet in de LessonUp. In de volgende slide vind je de planning van deze week, belangrijk om je hier goed aan te houden. 

Je vindt per les het programma, de slides en de filmpjes die daarbij horen. Mocht je vragen hebben, ik ben bereikbaar per mail, dus stuur gerust een mailtje. Als je extra uitleg/instructie wilt, schrijf je dan volgende week maandag 13 januari bij mij in tijdens dalton!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning week 2
Maandag 6 januari
Theorie paragraaf 6.1 
Opdracht 1 t/m 6
Dinsdag 7 januari
Opdracht 7 t/m 11
Rekenopdracht 1 t/m 5
Vrijdag 10 januari 5e uur
Theorie paragraaf 6.2 - schijventarief
Opdracht 1 t/m 5
Rekenopdracht 6 en 7
Vrijdag 10 januari 6 uur
Theorie 6.2 - vermogensrendements-heffing
Opdracht 6 t/m 9
Rekenopdracht 8 en 9

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maandag 6 januari
  • Lezen theorie 6.1 --> loonheffing, inkomenstenbelasting, belastbaar inkomen, eigenwoningforfait, bijtelling en aftrekposten
  • LessonUp volgen 
  • Kijken filmpje belastbaar inkomen in box 1
  • Maken opdracht: 1 t/m 6

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loonheffing
Wie in loondienst werkt, betaalt loonheffing:
Loonheffing bestaat uit de volgende onderdelen:
  • loonbelasting
  • premie volksverzekeringen

Brutoloon - loonheffing = nettoloon


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loonheffing = ?
A
Loonbelasting + werknemersverzekering
B
Loonbelasting + volksverzekeringen
C
Volksverzekering + werknemersverzekering
D
Brutoloon - loonbelasting

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt de loonheffing?
A
De werknemer
B
De werkgever
C
De klant
D
De overheid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkomstenbelasting
Iedereen die een inkomen heeft, betaalt inkomstenbelasting.

De overheid heft inkomstenbelasting en sociale premies over het belastbare loon.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Inkomstenbelasting

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belastbaar inkomen 
Belastbaar inkomen = Inkomsten + Bijtellingen - Aftrekposten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aftrekposten
Op je inkomen mag je kosten in mindering brengen --> Je noemt dat de aftrekposten.

Deze aftrekposten maken je belastbaar inkomen lager, waardoor je minder belasting betaalt.

Naast hypotheekrente zijn je eigen studiekosten, giften aan goede doelen en ov-vervoer naar je werk aftrekposten.
.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het eigenwoningforfait is een percentage van....
A
het belastbaar inkomen
B
de WOZ-waarde
C
De aftrekposten
D
De loonbelasting

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is eigenwoningforfait?
A
Dit is de belasting die je jaarlijks aan de gemeente moet betalen
B
Dit is je hypotheekrente die je mag aftrekken van de belasting
C
Dit is de huur die een huurder betaalt voor zijn eigen woning
D
Dit is het zogenaamde inkomen uit je eigen woning die wordt belast

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Eigenwoningforfait is een:
A
Bijtelling
B
Aftrekpost

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dinsdag 7 januari

Paragraaf 6.1 --> Opdracht 7 t/m 11
Rekenopdracht 1 t/m 5

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrijdag 10 januari - 5e uur

  • Theorie schijventarief
  • Kijken video schijventarief
  • Maken vragen in de LessonUp
  • Opdracht 1 t/m 5 maken
  • Rekenopdracht 6 en 7
Vrijdag 10 januari - 6e uur

  • Theorie vermogens-rendementsheffing
  • Kijken video belasting box 3
  • Opdracht 6 t/m 9 maken
  • Rekenopdracht 8 en 9  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de tabel.
Nick verdient € 56.500,- per jaar.

Bereken met de tabel welk bedrag Nick
moet betalen aan inkomstenbelasting

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de tabel.
Erik verdient € 77.500,- per jaar.

Bereken met de tabel welk bedrag Nick
moet betalen aan inkomstenbelasting

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schijventarief
In box 1 betaal je belasting over je belastbaar inkomen uit werk en woning. Het belastbaar inkomen wordt verdeeld over 2 schijven (schijventarief).

  • Schijf 1        tot € 73.031            37,1 %
  • Schijf 2       vanaf € 73.031      49,50%


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrendementsheffing

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Else heeft een vermogen van € 13.000. het heffingsvrije vermogen is € 50.000. Betaalt Else vermogensrendementsheffing?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maandag 13 januari
  • Vragen 6.1 en 6.2?
  • Korte herhaling belasting box 1 en box 3
  • Instructie 6.3 
  • Maken opdrachten 6.3 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt belast in box 1?
A
Belastbaar inkomen uit werk
B
Belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
C
Belastbaar inkomen uit eigen woning
D
Belastbaar inkomen uit spaargeld

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste omschrijving van het begrip heffingsvrij vermogen?
A
Het heffingsvrij vermogen is een bepaald bedrag dat je belastingvrij mag aanhouden in box 3.
B
Het heffingsvrij vermogen wordt ook wel de vermogensrendementsgrondslag genoemd.
C
Het heffingsvrij vermogen is een inkomensafhankelijk bedrag dat in één van de drie boxen in mindering mag worden gebracht op de bezittingen.
D
Geen van deze antwoorden

Slide 29 - Quizvraag

Om de belasting in box 3 te berekenen moet je eerst de vermogensrendementsgrondslag berekenen. De vermogensrendementsgrondslag is de waarde van de bezittingen minus de schulden (minus een drempel) op 1 januari van dat jaar. Door het heffingsvrije vermogen eraf te trekken krijg je de grondslag sparen en beleggen.
Er geldt een heffingsvrij vermogen van
€ 50.000. De belasting in box 3 is 31% op
het fictief rendement.

William heeft een vermogen van € 82.700.
Bereken zijn vermogensrendementsheffing.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Actieven en inactieven
Actieven: mensen met betaald werk.
Inactieven: mensen zonder betaald werk die een uitkering ontvangen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vergrijzing

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • vergrijzing
  • steeds meer ouderen in een land 
  • --> steeds meer AOW'ers
  • dus sociale zekerheid wordt duurder


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(De)nivellering
  • Het verkleinen van inkomensverschillen noemen we nivellering.
  • Het vergroten van inkomensverschillen noemen we denivellering.

Wat wil de overheid in Nederland?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies