2. Worden wie je bent

In het nature-nurture-debat staat de vraag centraal of het gedrag van mensen aangeboren of aangeleerd is. De meeste mensen gaan uit van een wisselwerking tussen beide.






Nature: aangeboren kenmerken (ritme, seksuele voorkeur)
Nurture: aangeleerde kenmerken (muziekvoorkeur, talen)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

In het nature-nurture-debat staat de vraag centraal of het gedrag van mensen aangeboren of aangeleerd is. De meeste mensen gaan uit van een wisselwerking tussen beide.






Nature: aangeboren kenmerken (ritme, seksuele voorkeur)
Nurture: aangeleerde kenmerken (muziekvoorkeur, talen)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pluriforme samenleving

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cultuur?
A
Een groep mensen met tradities
B
Een groep mensen met normen en waarden
C
Alle normen, waarden en gewoonten van een groep samen
D
Alle normen en waarden bij elkaar

Slide 3 - Quizvraag

Cultuur = Een groep mensen met dezelfde normen, waarden en gewoonten
Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur.
A
Multiculturele samenleving
B
Subcultuur
C
Dominante cultuur
D
Tegencultuur

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Marokkaanse cultuur in Nederland is en ...................cultuur
A
Dominante cultuur
B
Sub cultuur
C
Tegen cultuur
D
Geen cultuur

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur die zich binnen een cultuur actief verzet tegen de normen en waarden van die cultuur.
A
tegencultuur
B
verzetscultuur
C
landscultuur
D
jongerencultuur

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de pluriforme samenleving..
1. bestaat een grote culturele diversiteit
2. Leven verschillende cultuurgroepen deels naast elkaar en deels met elkaar
A
1 is juist 2 is onjuist
B
ze zijn allebei juist
C
ze zijn allebei onjuist
D
1 is onjuist 2 is juist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel paragraaf 2

Aan het eind van deze les kun je...

- het verschil tussen nature en nurture toelichten
- verschillende socialiserende instituties benomen
- socialisatie uitleggen
- het verschil tussen jouw sociale en persoonlijke identiteit benoemen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuuroverdracht
  • Cultuuroverdracht noemen we ook wel socialisatie

    Het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies



Waar vindt socialisatie plaats?


  • Socialiserende instituties: groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdagen. 
  • Zoals bijvoorbeeld je gezin, school, vrienden, media, verenigingen en de overheid.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie
Hoe vindt het plaats?
  • imitatie (nadoen, kleine kinderen)
  • informatie (overbrengen van informatie door ouders, school, media)
  • sociale controle (anderen sturen je gedrag bij)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale controle
  • De manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen om zich aan de geldenden normen te houden.

  •  Jouw omgeving stuurt jouw gedrag bij met sancties, dit kan zowel positief als negatief.
  • Negatief: bijvoorbeeld huisarrest, boetes.
  • Positief: bijvoorbeeld compliment, diploma.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

04:25
Leg uit waarom dit videofragment over socialisatie gaat.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Internalisatie: je automatisch gedragen zoals de groep dit van jou verwacht. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individualisme en collectivisme
In individualistische culturen krijgen mensen in grote mate de vrijheid om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen. De nadruk ligt op individuele ontplooiing. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse en Amerikaanse cultuur.
  

In collectivistische culturen ligt de nadruk op de sociale identiteit. Het collectief staat boven het individu. Gastvrijheid en de zorg voor naasten zijn in deze culturen belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan Arabische, Afrikaanse en Aziatische culturen.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Masculiniteit en feminiteit
  • Masculine culturen: werelden van mannen en vrouwen zijn sterk gescheiden. Mannen leiden, vrouwen volgen.
  • Feminiene culturen: rollen van mannen en vrouwen lopen meer in elkaar over. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het feit dat vrouwen vaak in deeltijd werken heeft te maken met
A
dat nl toch nog een masculiene samenleving is.
B
dat nl toch nog een feminiene samenleving is.
C
dat nl in een overgangsfase zit van een masculiene naar feminiene samenleving
D
dat nl in een overgangsfase zit van een feminiene naar een masculiene samenleving

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat de Amerikaanse cultuur zowel individualistische als masculiene kenmerken heeft.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van nature kenmerken is?
A
je oogkleur
B
De taal die je spreekt
C
de baan die je krijgt
D
je geverfde haarkleur

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nature is ....
A
Aangeleerd
B
Aangeboren

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij nurture?
A
Opvoeding
B
Voetbaltalent
C
Ritmegevoel
D
Agressiviteit

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nurture is
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder nurture valt
A
Je geslacht (mannelijk of vrouwelijk)
B
Je seksuele voorkeur
C
Je religie
D
Je opleiding tot muzikant

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je sociale identiteit?
A
Het beeld dat je van jezelf hebt
B
Je normen en waarden.
C
De identificatie met verschillende groepen
D
Je omgeving.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit is...
A
alleen je karakter
B
wie je vrienden zijn
C
wie jouw ouders zijn
D
eigenschappen en ervaring

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat de familie zich bemoeit met de partnerkeuze heeft te maken met de volgende cultuurdimensie..
A
masculien vs. feminien
B
collectivisme vs. individualisme
C
Individuele samenleving
D
Interesse en groepsbelang

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In masculiene culturen wordt van vrouwen verwacht dat zij meer tijd besteden aan het huishouden en kinderen dan mannen.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke identiteit


Iedereen ontwikkelt een persoonlijke identiteit. Dit zijn je aangeboren eigenschappen en je eigen culturele voorkeuren, zoals de muziek waar je van houdt.


Sociale identiteit


Je sociale identiteit bestaat uit de groepen en culturen waarmee je je verbonden voelt. We noemen dit ook wel groepsidentificatie.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies