In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Test je kennis
Tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten
Slide 1 - Tekstslide
Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 2 - Quizvraag
Tijdvak 6 heet:
A
Tijd van Monniken en Ridders
B
Tijd van Steden en Staten
C
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
D
Tijd van Regenten en Vorsten
Slide 3 - Quizvraag
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 4 - Quizvraag
De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning
Slide 6 - Quizvraag
Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek
Slide 7 - Quizvraag
De VOC voer naar
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika
Slide 8 - Quizvraag
Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men met Afrika handelde
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid
Slide 9 - Quizvraag
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap zich snel ontwikkelde
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.
Slide 10 - Quizvraag
De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Het volk mocht stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er gewetensvrijheid was
Slide 11 - Quizvraag
Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen
Slide 12 - Quizvraag
Aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel
Slide 13 - Quizvraag
Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek
Slide 14 - Quizvraag
Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur
Slide 15 - Quizvraag
Rij 1. Welk woord moet weg?
A
Republiek
B
centralisatie
C
Filips II
D
Lodewijk XIV
Slide 16 - Quizvraag
Rij 2. Welk woord moet weg?
A
regenten
B
koning
C
landsadvocaat
D
stadhouder
Slide 17 - Quizvraag
Rij 3. Welk woord moet weg?
A
VOC
B
handelsmonopolie
C
kolonisatie
D
ontdekkingsreis
Slide 18 - Quizvraag
Rij 4. Welk woord moet weg?
A
regent
B
burgers
C
absolutisme
D
Staten-Generaal
Slide 19 - Quizvraag
Welk KA hoort NIET bij tijdvak 6?
A
het streven van vorsten naar absolute macht;
B
de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek;
C
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
D
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven
Slide 20 - Quizvraag
Leg uit welke verschillen er zijn tussen "overzeese Europese expansie" (tijdvak 5) en "wereldwijde handelscontacten en start wereldeconomie" (tijdvak 6)
Slide 21 - Open vraag
Noem twee redenen waarom de Republiek bijzonder was in cultureel opzicht.
Slide 22 - Open vraag
Leg uit hoe de wetenschappelijke revolutie voortkwam uit de Renaissance.