CHAPITRE 3 J'aime la mode

J'aime la mode.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

J'aime la mode.

Slide 1 - Tekstslide

BRON D: het aanwijzend voornaamwoord
DEZE, DIE, DIT en DAT zijn aanwijzende voornaamwoorden.
In het Frans ook 4 woorden maar die gebruik je volgens vaste regels:
ce       = deze, die, dit, dat
cet     = deze, die, dit ,dat
cette = deze, die, dit ,dat
ces     = deze, die, dit dat.

Slide 2 - Tekstslide

Ce: mannelijk enkelvoud



Cet: mannelijk enkelvoud met a/e/i/o/u/stomme h


Cette: ALLE vrouwelijke ZN enkelvoud
Ce garçon(m) est grand.=
Die jongen is groot.

Cet arbre(m) est vieux.=
Die boom is oud.

Cette fille(v) est grande.
Dat meisje is groot.
Cette école(v) est petite.
Die school is klein.

Slide 3 - Tekstslide

In het Meervoud is het altijd ''ces''
Ces garçons sont sportifs.
ces arbres sont vieux.
ces filles sont sportives.
ces écoles sont petites.

Slide 4 - Tekstslide

Le prix? 200 euros
Demain, pour la fête en ville: des baskets blancs-noirs et un pull
Bienvenue!
Je connais le magasin!
Le vêtement et la chaussure: c'était cher!
La surprise? La fête ou on a été était génial.

V1

Slide 5 - Tekstslide

Ik ken de winkel! De prijs van de kleding en de schoen was duur.
Morgen voor het feest in de stad wit-zwarte sportschoenen + een trui

Slide 6 - Tekstslide

Faire du shopping pour la fête française.
Difficulté? La langue......
Demain on va au magasin.
Je vais acheter ces baskets .
Bienvenue!
On a été au centre commercial.
Le maillot de bain? C'était moche!
La surprise?
Le choix pour une paire de chaussures très chères! 
Le prix de ces baskets noires? 300 euros! C'est cher.

Slide 7 - Tekstslide

Winkelen voor het Franse feest!
Moeilijkheid? de taal......
Morgen ga ik naar de winkel.
Ik ga die sportschoenen kopen.
Welkom!
We zijn in het winkelcentrum geweest.
De zwembroek? Het was lelijk!
De verrassing?
De keuze voor een duur paar schoenen!
De prijs van die zwarte sportschoenen? 300 euro! Dat is duur

Slide 8 - Tekstslide

Vouloir=Willen 
ONREGELMATIG:
je veux = ik wil
tu veux = jij wilt
il/elle veut = hij/zij wil
on veut = we willen
nous voulons = wij willen
vous voulez = jullie willen + u wilt
ils/elles veulent = zij willen
Pouvoir = mogen/kunnen.
ONREGELMATIG:
je peux = ik kan/mag
tu peux = jij kan/mag
 il/elle peut = hij/zij kan/mag
on peut = we kunnen/mogen
nous pouvons = wij kunnen/mogen
vous pouvez = jullie kunnen/mogen +
                                 u kan/mag
ils/elles peuvent = zij kunnen/mogen

Slide 9 - Tekstslide

vouloir en pouvoir + hele werkwoord
Achter deze werkwoorden volgt vaak nòg een werkwoord:
Ik wil een cadeau kopen.            =  Je veux acheter un cadeau.
Hij mag een ijsje eten.                  =  Il peut manger une glace.
Jullie kunnen morgen komen.   =  Vous pouvez venir demain.

ZIE je het verschil in volgorde? in het Frans staan alle werkwoorden dicht bij elkaar en direct na het onderwerp.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

TRADUIS en néerlandais:

1. Tu veux porter la robe noire?
2. On peut aller au centre       commercial.
3. Vous pouvez choisir la ceinture blanche!

TRADUIS en français:

1.  jij kunt
2.  jij wilt
3.  wij willen
4.  zij (m)  mogen

Slide 12 - Tekstslide