Herhaling en oefenen 1.4, 1.5 en 1.6

Startopdracht:
Lees de samenvatting van 1.3 en 1.4 op blz. 58 t/m 70
Doe dit alleen en in stilte.



1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
Lees de samenvatting van 1.3 en 1.4 op blz. 58 t/m 70
Doe dit alleen en in stilte.



Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 1.3 en 1.4

Slide 2 - Tekstslide

Schimmels
zwakvlok: netwerk van draden van de schimmel
sporenkapsels: bolletjes op de zwamvlok waarin sporen worden gemaakt
spore: voortplantingscel
paddenstoel: voortplantingsorgaan 

Slide 3 - Tekstslide

Leven van schimmels en bacteriën
Voeden zich met delen of resten van planten en dieren. 

Ze scheiden verteringssappen uit om de voedingsstoffen te verteren.

Stoffen die overblijven kunnen planten weer opnemen/gebruiken.



Slide 4 - Tekstslide

Cel van een schimmel
Heeft geen bladgroenkorrels
Cel van een bacterie
Heeft geen celkern

Slide 5 - Tekstslide

Voortplanting bij schimmels en bacteriën

Slide 6 - Tekstslide

Omstandigheden die bepalen hoe snel een bacterie of schimmel groeit

- temperatuur
- hoeveelheid water
- hoeveelheid zuurstof
- hoeveelheid voedingsstoffen
- hoeveelheid zuur, zout, suiker en/of alcohol

Slide 7 - Tekstslide

Manieren van conserveren
- drogen: er is geen water
- steriliseren: verhitten op 120 graden -> alle micro-organismen gaan dood.
- pasteuriseren: verhitten op 70 graden -> veel, maar niet alle micro-organismen gaan dood.
- koelen: ze groeien langzamer
- conserveermiddel toevoegen: zuur, zout, suiker of alcohol toevoegen
- vacuüm: er is geen zuurstof

Voorkom een voedselinfectie!

Slide 8 - Tekstslide

Voedselkringloop
Planten zijn producenten (maken energie)

Dieren zijn consumenten (consumeren de plant en daarmee de energie)

Kleine dieren (vaak insecten) zijn afvaleters

Bacteriën en schimmels zijn reducenten (breken de overgebleven energierijke stoffen verder af tot mineralen)

Slide 9 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 10 - Tekstslide

Fotosynthese: 
  • alleen in bladgroenkorrels!
  • alleen in het licht!

Slide 11 - Tekstslide

Verbranding van glucose

Slide 12 - Tekstslide

Biotechniek
Gebruik van bacteriën en schimmels:
- voedsel/drinken maken
- water zuiveren
- voedsel langer houdbaar maken (fermenteren)

Moderne biotechnologie: knippen en plakken in DNA van organismen. 
- bacteriën maken insuline
- bacteriën maken enzymen voor in wasmiddel
- rijst met bepaald DNA voor extra vit. A

Slide 13 - Tekstslide

Fotosynthese

                   +                      -->                       +
Verbranding

                   +                      -->                       +
______________________________________________________
Bij fotosynthese is dit nodig:
Bij verbranding ontstaat dit:
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose
licht
energie
energie
licht

Slide 14 - Sleepvraag

Welke stoffen worden er gemaakt bij fotosynthese?
A
glucose + zuurstof
B
glucose + water
C
water + koolstofdioxide
D
water + zonlicht

Slide 15 - Quizvraag

Wat is niet nodig voor fotosynthese?
A
water
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
licht

Slide 16 - Quizvraag

Neem de cyclus over en vul in wat er op de puntjes moet komen te staan.
...
...
...
...
Kies uit:
reducenten
producten
consumenten
afvaleters

Slide 17 - Tekstslide

Fotosynthese kan plaatsvinden in...
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën
D
Schimmels

Slide 18 - Quizvraag

Bij fotosynthese ontstaat er ....
A
koolstofdioxide
B
verbranding
C
zuurstof
D
water

Slide 19 - Quizvraag

Glucose kan worden omgezet in drie stoffen. Welke?

Slide 20 - Open vraag

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel

Slide 21 - Quizvraag

Wat moet op de ontbrekende plekken?
...(1)… + water + lichtenergie  glucose + …(2)…

Slide 22 - Open vraag

Welke groep organismen staan altijd aan het begin van een voedselketen? Leg uit

Slide 23 - Open vraag

Reducenten maken mineralen. Waar zijn deze voor nodig?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten

Slide 24 - Quizvraag

Een wasbeer is een ...
A
Producent
B
Reducent
C
Consument

Slide 25 - Quizvraag

Mineralen
Producenten
Reducenten
Afvaleters
Consumenten

Slide 26 - Sleepvraag

Welke factor is 's nachts meestal de beperkende factor voor de fotosynthese?
A
water
B
zuurstof
C
koolstof
D
licht

Slide 27 - Quizvraag

Welke 2 rijken zijn reducenten?

Slide 28 - Open vraag

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: hoofdstuk 3
Maken: oefeningen online / biologiepagina.nl

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 29 - Tekstslide

Vraag
Waarom kan de kaars blijven branden in het bovenste plaatje. 

Wat staat er in het onderste plaatje niet bij maar is wel van levensbelang voor de muis ? 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

De potten staan in het licht. Regelmatig wordt de hoeveelheid zuurstof in het
water gemeten. De resultaten zijn weergegeven in onderstaand diagram.
Lijn P geeft de resultaten van de metingen in een van de potten weer.
Wat is de letter van de pot die bij lijn P hoort?
Planten maken zuurstof als er licht is. 
Een alg is een eencellige plant. Dus de pot met algen maakt zuurstof aan.
Bacteriën en pantoffeldiertjes gebruiken juist zuurstof
A
letter R
B
letter S
C
letter T

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Welke letter geeft de glazen kolf aan die gebruikt moet worden om de proefopstelling compleet te maken?
Om met een practicum iets aan te tonen, mag er maar 1 ding verschillen, de rest moet precies hetzelfde zijn.
In dit practicum willen ze onderzoeken of er wel of geen zuurstof nodig is voor het ontkiemen van zaden. Dus het enige verschil mag zijn: wel of geen zuurstof. De rest moet hetzelfde zijn
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 34 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 35 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 36 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C

Slide 37 - Quizvraag


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 38 - Quizvraag