Herhaling H2 1kg

Herhaling H2 1kg
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H2 1kg

Slide 1 - Tekstslide

onderdelen
2.3 lezen
2.5 woorden
2.7 grammatica
2.8 spelling

Slide 2 - Tekstslide

2.3 lezen
feiten en meningen
tussenkopjes
bron
signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 3 - Tekstslide

Ik vind Enschede een leuke stad.

Feit of mening?
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Waar staat een tussenkopje?
A
Boven de titel
B
Boven een alinea
C
onderin de tekst
D
onder de bron

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een opsomming?
A
een lijst opstellen
B
Oorzaak-gevolg
C
het opnoemen van meerdere dingen
D
een vergelijking maken

Slide 6 - Quizvraag

2.5 woorden
woordenlijst
synoniemen

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent een hechte band hebben?
A
het niet goed met elkaar kunnen vinden
B
gelijkenissen hebben met elkaar
C
een hele goede vriendschap
D
niet flexibel zijn

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
het tegenovergestelde van elkaar
B
een grote groep woorden
C
het onderwerp
D
een woord dat ongeveer hetzelfde betekent

Slide 9 - Quizvraag

2.7 grammatica
werkwoord 
lidwoord  
zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Een van de kinderen is naar de kinderboerderij geweest.
Wat is het lidwoord?
A
een
B
de
C
is
D
een en de

Slide 11 - Quizvraag

Jolien heeft een prachtig kunstwerk tentoongesteld in Arnhem.
Hoeveel zn staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

2.8 spelling
t-werkwoorden en d-werkwoorden
ww-spelling tegenwoordige tijd
hoofdletters en leestekens
komma 
dictee

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een d-werkwoord?
A
Een werkwoord waar meerdere d's in staan
B
Een werkwoord waarbij de hij-vorm eindigt op een d
C
Een voltooid deelwoord
D
Een werkwoord waar de stam eindigt op een d

Slide 14 - Quizvraag

Ik koop een nieuwe telefoon, omdat die van mij kapot is gegaan.
Staat de komma goed zo?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Het (gebeuren) ..... vaker dan je denkt!
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeurtt

Slide 16 - Quizvraag