Thuisnetwerk in kaart

Thuisnetwerk in kaart

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je het lokale netwerk thuis uitleggen, benoemen en in kaart brengen.

Leg het leerdoel uit aan de studenten en vertel wat ze aan het einde van de les zullen hebben geleerd.

Wat weet jij al over thuisnetwerken?

Wat is een thuisnetwerk?

Een thuisnetwerk is een groep apparaten die met elkaar verbonden zijn, zodat ze informatie kunnen uitwisselen. Dit kunnen computers, laptops, smartphones, printers en andere apparaten zijn.

Vraag de studenten of ze weten wat een thuisnetwerk is en leg de definitie uit.

Hoe werkt een thuisnetwerk?

Een thuisnetwerk werkt met behulp van een modem en een router. De modem ontvangt het internetsignaal van de provider en de router verdeelt dit signaal over de verschillende apparaten.

Leg uit hoe een thuisnetwerk werkt en welke apparaten er nodig zijn.

IP-adressen

Elk apparaat in het netwerk heeft een uniek IP-adres, waarmee het geïdentificeerd kan worden. Dit adres bestaat uit vier getallen, gescheiden door punten.

Leg uit wat een IP-adres is en waarom het belangrijk is voor het netwerk.

Netwerkverbindingen

Apparaten kunnen met elkaar verbonden worden via een draadloze verbinding (WiFi) of via een kabel (ethernet).

Laat zien hoe apparaten met elkaar verbonden kunnen worden en bespreek de voor- en nadelen van de verschillende verbindingen.

In kaart brengen

Om het thuisnetwerk in kaart te brengen, kun je een schema maken van de verschillende apparaten en hoe ze met elkaar verbonden zijn.

Laat zien hoe je een schema kunt maken en geef de studenten de opdracht om hun eigen thuisnetwerk in kaart te brengen.

Veiligheid

Het is belangrijk om het thuisnetwerk goed te beveiligen, zodat anderen geen toegang hebben tot jouw gegevens. Dit kan bijvoorbeeld door een sterk wachtwoord te gebruiken en de router regelmatig te updaten.

Leg uit waarom het belangrijk is om het thuisnetwerk te beveiligen en geef tips voor een goede beveiliging.

Samenvatting

Je weet nu wat een thuisnetwerk is, hoe het werkt, wat IP-adressen zijn, hoe apparaten verbonden kunnen worden, hoe je het netwerk in kaart kunt brengen en hoe je het netwerk kunt beveiligen.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en controleer of de studenten de leerdoelen hebben behaald.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.