2024 algemene spelling

QUIZ
Quizzzzz Nederlands
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

QUIZ
Quizzzzz Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welke schrijfwijze is juist?
A
hardstikke moeilijk
B
hartstikke moeilijk

Slide 2 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
liniaal
B
lineaal

Slide 3 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
accommodatie
B
accomodatie

Slide 4 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
engelstalig
B
Engelstalig

Slide 5 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
een weids uitzicht
B
een wijds uitzicht

Slide 6 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
nek-aan-nekrace
B
nek-aan-nek-race

Slide 7 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
zaterdag jl.
B
zaterdag j.l.

Slide 8 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in : Wij hebben liever dat u per e-mail (bestel...)
A
d
B
t
C
dt

Slide 9 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in : Wanneer u uw zaak (uitbrei..), kunt u het assortiment aanpassen
A
d
B
t
C
dt

Slide 10 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in :
Hij zegt dat alle bestellingen gratis worden ( bezorg..)
A
d
B
t
C
dt

Slide 11 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in :
De ( verlich..) straten zagen er gezellig uit.
A
te
B
ten
C
tte

Slide 12 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in :
Die baan (bie..) je de kans veel geld te gaan verdienen.
A
d
B
t
C
dt

Slide 13 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in :
Op dit moment zijn alle artikelen
( afgeprijs...)
A
d
B
t
C
dt

Slide 14 - Quizvraag

Vul de ontbrekende letters in : (Beantwoor..) je alle mailtjes vandaag nog?
A
d
B
t
C
dt

Slide 15 - Quizvraag

Goed of fout ?
Angela irriteert zich aan de oppervlakkigheid van deze nieuwe talkshow.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Goed of fout :
Wij zullen uw klacht in behandeling nemen, maar wij kunnen niet garanderen dat dit u voordeel opleverd.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Als je geen vertrouwen in ( hen/hun ) hebt, moet je hen niet uitnodigen
A
hen
B
hun

Slide 18 - Quizvraag

Wij gaan mee, (mits/tenzij) we geen tijd hebben
A
mits
B
tenzij

Slide 19 - Quizvraag

De zorginstelling heeft
(haar/hun/zijn) medewerkers een bloemetje gestuurd
A
haar
B
hun
C
zijn

Slide 20 - Quizvraag

Het merendeel van de wedstrijden
(is/zijn) niet om aan te zien
A
is
B
zijn

Slide 21 - Quizvraag

Jasper heeft het anders aangepakt.....
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide