Werk met degene die naast je zit.
Jullie krijgen een blad. Iemand is rol A en de ander rol B.
Vertaal de zinnen voor jouw rol en oefen het gesprekje.
Fini? -> continuez à apprendre
- Voca A + B + E + F (F-NL / NL-F) → p.128/129
- Phrases-clés C + G (F-NL / NL-F) → p.130
- Grammaire D + H → p.131
- Les nombres jusqu’à 1000 → p.130