LEZEN - Tekst personeelstekort

LEZEN
  • Moeilijke woorden
  • Signaalwoorden
  • Tekstbegrip
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LEZEN
  • Moeilijke woorden
  • Signaalwoorden
  • Tekstbegrip

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Tekst lezen (5 minuten)
  2. Moeilijke woorden uitzoeken (10 minuten)
  3. Moeilijke woorden bespreken (10 minuten)
  4. Herhalen theorie signaalwoorden (5 minuten)
  5. Nieuwe signaalwoorden (5 minuten)
  6. Online oefenen signaalwoorden (10 minuten)
  7. Tekstvragen beantwoorden online (5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Tekst lezen (5 min.)

Slide 3 - Tekstslide

Moeilijke woorden (10 min.)
  • Ga  aan de slag met de moeilijke woorden in de tekst.
  • Werk samen met een andere student.
  • De docent geeft aan welke woorden je gaat uitzoeken.
  • Schrijf de betekenis op het antwoordblad.
  • Straks ga je de betekenis uitleggen aan de groep.

Slide 4 - Tekstslide

Moeilijke woorden bespreken (10 min)

  • Leg aan de groep uit wat de betekenis van de door jou uitgezochte woorden is!

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige week (5 min)
Tekstverbanden en Signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Theorie
Een tekst moet goed te begrijpen zijn voor de lezers. Daarom worden er signaalwoorden gebruikt in een tekst. Signaalwoorden geven aan wat voor verbanden er zijn:
  • binnen zinnen
  • tussen verschillende zinnen
  • tussen alinea’s

Verbanden en signaalwoorden helpen bij het begrijpen van een tekst.


Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook

  • tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch

  • oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, omdat, want

  • voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe TEKSTVERBANDEN 
(5 min)

  • Reden/argument
  • Doel - middel 

Slide 9 - Tekstslide

Reden/argument

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden
Reden/argument


daarom, omdat, want, aangezien, namelijk, dat blijkt uit

Slide 11 - Tekstslide

Reden/argument
Ik eet tegenwoordig nog maar weinig vlees, omdat het niet goed is voor het milieu.

Slide 12 - Tekstslide

Reden/argument
Ik eet tegenwoordig nog maar weinig vlees, omdat het niet goed is voor het milieu.

Slide 13 - Tekstslide

VERSCHIL MET 
OORZAAK -GEVOLG

Een oorzaak heb je zélf geen invloed op (bijvoorbeeld regen).
Een reden heb je wel invloed op (bijvoorbeeld verslapen)

Slide 14 - Tekstslide

Doel - middel

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden
Doel - middel


met de bedoeling, zodat, daarvoor, met behulp van, 
door middel van

Slide 16 - Tekstslide

Doel - middel
Kiara heeft alle opdrachten voor Nederlands gemaakt, zodat ze naar een volgende fase kan.

Slide 17 - Tekstslide

Doel - middel
Kiara heeft alle opdrachten voor Nederlands gemaakt, zodat ze naar een volgende fase kan.

Slide 18 - Tekstslide

Signaalwoorden uit tekst 
(10 min)

9 opgaven

Slide 19 - Tekstslide

WAT VOND JE VAN DEZE LES?
0100

Slide 20 - Poll

Winkels gaan eerder op slot of sluiten hele dagen vanwege personeelstekort
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Oorzaak - Gevolg
D
Doel - Middel

Slide 21 - Quizvraag

Zo worden openingstijden versoberd.
A
Toelichting/voorbeeld
B
Doel - Middel
C
Tegenstelling
D
Oorzaak - Gevolg

Slide 22 - Quizvraag

Veel winkeliers weten het allemaal te redden doordat veel deeltijders meer uren draaien.
A
Doel - middel
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Oorzaak - gevolg

Slide 23 - Quizvraag

Maar de situatie is heel zorgelijk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Doel - middel
D
Reden/argument

Slide 24 - Quizvraag

Zij hebben ook grote moeite om hun mensen te behouden. Daarmee verschuift het probleem zich."
A
Oorzaak - Gevolg
B
Doel - Middel
C
Tegenstelling
D
Opsomming

Slide 25 - Quizvraag

Meerman ziet dat winkeliers daarom maatregelen nemen.
A
Reden/argument
B
Doel - Middel
C
Oorzaak - Gevolg
D
Toelichting/voorbeeld

Slide 26 - Quizvraag

Daarvoor zijn een inspirerende winkelomgeving en personeel met veel kennis heel belangrijk.
A
Opsomming
B
Doel - Middel
C
Reden/argument
D
Oorzaak - Gevolg

Slide 27 - Quizvraag

We moeten investeren in innovatie en robotisering, zodat bepaalde werkzaamheden niet meer door mensen gedaan hoeven te worden.
A
Opsomming
B
Doel - Middel
C
Toelichting/voorbeeld
D
Reden/argument

Slide 28 - Quizvraag

Denk bijvoorbeeld aan zelfscankassa's in de supermarkt.
A
Oorzaak - Gevolg
B
Opsomming
C
Toelichting/voorbeeld
D
Doel - Middel

Slide 29 - Quizvraag

Tekstbegrip
(5 min)

4 opgaven

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de bron van deze tekst?

Slide 31 - Open vraag

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Winkelsluiting
B
Personeelstekort
C
Personeelstekort bij winkels
D
Gewijzigde openingstijden winkels

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
In de detailhandel staan momenteel meer dan 40.000 vacatures open.
B
Er moet zwaar geïnvesteerd worden in innovatie en robotisering.
C
Winkels gaan eerder op slot of sluiten hele dagen vanwege personeelstekort.
D
Tekort aan winkelpersoneel.

Slide 34 - Quizvraag

EINDE VAN DE LES!
BEDANKT VOOR JULLIE AANDACHT!

Slide 35 - Tekstslide