Les 2

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today's Lesson
   1.  Introduction to Unit 4
   2.  Planning & Goals
   3. Grammar: First Conditional
Second Conditional + stencil

intro

Slide 2 - Tekstslide

Learning goals
  • You can talk about food & what goes in it.
  • You can describe smells, textures etc.
  • First & Second Conditional

Slide 3 - Tekstslide

wk 46: 9 t/m 13 nov   

  •  SB pg 40, 41, 43, 44, 45
  • WB pg 37,  38, 39, 40, 41
  •  LF 1 + 2  & Stencils
  • Woordenlijst Unit 4
wk 47:  16 t/m 20 nov   

  • SB pg 49, 50, 51
  • - WB pg 42, 43, 44, 45, 46
  • Herhalen LF 1 & 2
  • Review Unit 4    
  • Woordenlijst Unit 4
Planning

Slide 4 - Tekstslide

Before Starting:
Write down in your notebook:

1. One Question you had from the previous lesson!
2. One thing you would like to know from this lesson!
Starting Point

Slide 5 - Tekstslide

Can you.........?
1. Name the conditionals?
2.  Say when  you use them? (usage)
3. Say how you make them? (form)
4. Tell the difference between them?

Share your results in 3 minutes with the person sitting next to you and write the answers down!!!!!
Can You?
timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Recap

Slide 7 - Tekstslide

The Conditionals

Slide 8 - Tekstslide

What is a conditional?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we de  'zero conditional'? 
> Wordt gebruikt voor dingen die absoluut gebeuren. Zonder twijfel. 
>> Algemene waarheden en wetenschappelijke feiten
> Wanneer dit gebeurt, gebeurt er dit 
If zinsdeel   -     hoofd zin
Present simple    -    present simple
If water reaches a 100 degrees, it boils
Zero Conditional

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we de 'first conditional'? 

> Wordt gebruikt als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om een alledaagse situatie gaat.
>> If zin  daarna hoofdzin ( of andersom)
if + Present simple  daarna will+ heel werkwoord.
if + present simple daarna can + heel werkwoord.

If Bob leaves school, we will be sad.
First Conditional

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

If it rains tonight, ...
A
I don't go out
B
I will not/won't go out
C
I wouldn't have gone out
D
I would go out

Slide 15 - Quizvraag

If Tim studies hard, ....
A
he would have passed his exam
B
he will pass his exam
C
he passes him exam
D
he would pass his exam

Slide 16 - Quizvraag

If Ben ..... (cook) the food, it ..... (be) fantastic.
A
will cook, is
B
cooks, will be
C
cook, will be
D
will cook, will be

Slide 17 - Quizvraag


......, we will miss our flight.
A
If you will be late
B
If you are late
C
If you had been late
D
If you were late

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we de 'Second Conditional'? 
> Wordt gebruikt als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om niet alledaagse situaties gaat.

>> If zin  daarna  hoofdzin (of andersom)
 if + past simple  daarna  would + heel werkwoord
if + past simple daarna could + heel werkwoord
If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.
Second Conditional

Slide 19 - Tekstslide

Second conditional

Gebruik: als het gaat over iets wat niet zo waarschijnlijk is dat het ooit zal gebeuren/ iets iets je fantasie, nu of in de toekomst.


Vorm: if + past simple, would/might/could + hele werkwoord


If  I knew Daniel was leaving us, I would be so sad!

If you didn't prepare properly, you could never pass the test!

Slide 20 - Tekstslide

4. If I won the Lottery, I ______ my job. I love it too much.
A
would leave
B
will leave
C
wouldn't leave
D
won't leave

Slide 21 - Quizvraag

5. If my sister .................. (win) a trip to Greece, she ................. (take) me with her.
A
won, would take
B
won’t, would take
C
won, would taken
D
won, would took

Slide 22 - Quizvraag

6. We ................... (not change) anything
if we ................. (have) a time machine.
A
wouldn’t change, had
B
would change, had
C
wouldn’t changed, had
D
would change, haved

Slide 23 - Quizvraag

Verschil tussen 1st and 2nd conditional:
First conditional: If I have enough money, I'll buy some new shoes.

De kans dat je dit zegt en genoeg geld bij elkaar weet te sparen is groot of groter dan bij de second conditional.

Second conditional: If I had enough money I would buy a house with twenty bedrooms and a swimming pool.

Waarschijnlijk ga ik nooit zoveel geld krijgen dus dit is maar een droomscenario of fantasie, dus niet echt!

It's much more likely that I'll have enough money to buy some shoes

Verschil First & Second Conditional

Slide 24 - Tekstslide

work on stencil + Check

Slide 25 - Tekstslide

Evaluation:

One Thing You didn't know?
One Thing you did know?
One Question for next lesson?

Share your results with the person sitting next to you!
Evaluation

Slide 26 - Tekstslide

Learning goals
  • You can talk about food & what goes in it.
  • You can describe smells, textures etc.
  • First & Second Conditional

Goal Accomplished?

Slide 27 - Tekstslide