Week 38 donderdag 17 sept

Hausaufgaben 17 sept
leren blz 50 B (aantekeningen v.t zwakke ww) + 
leren blz 51 Sprachmittel DN ND --> (luisteren oef 33 online 
wb blz 33)
Maken oefeningen 24/25/26/27 + 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hausaufgaben 17 sept
leren blz 50 B (aantekeningen v.t zwakke ww) + 
leren blz 51 Sprachmittel DN ND --> (luisteren oef 33 online 
wb blz 33)
Maken oefeningen 24/25/26/27 + 

Slide 1 - Tekstslide

Ziel heute
* herhalen grammatika v.t.
*uitspraak oefenen/verbeteren
*Sprachmittel doornemen en weten wat er staat.

Slide 2 - Tekstslide

t.t. (tanzen)
du .......... 8 Stunden pro Woche?
A
tanzst
B
tanzte
C
tanzt
D
tanzest

Slide 3 - Quizvraag

t.t. (kochen)
Warum ......... ihr immer so spät?
A
kocht
B
kochtet
C
kochet
D
kochte

Slide 4 - Quizvraag

t.t. (zelten)
Mein Bruder ............ jedes Jahr auf Texel.
A
zelt
B
zeltet
C
zeltetet
D
zeltete

Slide 5 - Quizvraag

v.t. werden
Ich ............. nie auf eine Party eingeladen
A
werde
B
wird
C
wurdete
D
wurde

Slide 6 - Quizvraag

v.t. haben
........... deine Großeltern 10 Kinder?
A
Haben
B
Hatten
C
Hatteten
D
Habt

Slide 7 - Quizvraag

v.t sein
Das Wetter ............ gestern wunderbar.
A
ist
B
ware
C
war
D
wurde

Slide 8 - Quizvraag

v.t. (tauchen) =duiken
Wir ............. im See und sahen Fische.
A
tauchten
B
tauchen
C
taucheten
D
tauchtet

Slide 9 - Quizvraag

v.t. arbeiten
Warum ........... er nicht bei einem Supermarkt?
A
arbeitet
B
arbeit
C
arbeitetetet
D
arbeitete

Slide 10 - Quizvraag

welke vormen zijn in de v.t hetzelfde geschreven?
A
ich en du
B
du en er/sie/es
C
ich en er/sie/es
D
er/sie/es en wir

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal..
Waarschijnlijk regent het.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal..
Wat voor weer wordt het.

Slide 13 - Open vraag

nakijken 
oef 24 t/m 27

Slide 14 - Tekstslide

DUS V. T.
  •                     wohnen                        reden
  • ich             stam + te                      stam + ete      
  • du              stam + test                  stam + etest
  • er/sie/es stam + te                      stam + ete.               Ich en er/sie/es in de v.t hetzelfde
  • wir             stam + ten                    stam + eten.             
  • ihr              stam + tet                     stam + etet              EXTRA E als de stam eindigt op d/t/m/n
  • sie/Sie.    stam + ten                    stam + eten

Slide 15 - Tekstslide

Sprachmittel 
schrijf op blz 33 de vertalingen bij de zinnen of woorden die je nog niet zo goed snapt/weet/kent

Slide 16 - Tekstslide

Hausaufgaben 23 sept
Leren de Sprachmittel DN ND blz 33/51 in je wb
+ oefen met slim stampen wat we tot nu hebben gehad.
Maak de oefeningen 30/31/32 online staan deze luisteroefeningen 

Slide 17 - Tekstslide