Quiz hoofdstuk 1 en 2

H1 | Hoe welvarend ben jij?
H2 | Wat voor consument ben jij?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 | Hoe welvarend ben jij?
H2 | Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1:
Hoe welvarend ben jij?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande behoren niet tot de vrije goederen.
A
Regenwater
B
Zonlicht
C
Wind
D
Drinkwater

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je inkomen is 840 euro. Daarvan spaar je 15%. Hoeveel euro is dat?
A
126
B
8,4
C
714
D
128

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rijtje klopt niet:
De marketingmix bestaat o.a. uit:
A
prijs, product, plaats
B
presentatie, product, promotie
C
president, product
D
plaats, prijs

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bekende Youtuber eet een snicker tijdens zijn video. Hier is sprake van:
A
Commerciële beïnvloeding
B
Ideële reclame
C
Sociale beïnvloeding
D
Informatieve reclame

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op tv is er rond oud en nieuw altijd een reclame over de gevaren van vuurwerk. Dit is een vorm van:
A
Commerciele beinvloeding
B
Sociale beinvloeding
C
Ideële reclame
D
Informatieve reclame

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een begroting?
A
Iets groter maken
B
Je inkomsten en uitgaven
C
Alleen de uitgaven
D
Je verwachtte inkomsten en uitgaven

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn overdrachtsinkomen?
A
Geld dat je verdient via je werk.
B
Rente over je spaargeld
C
Een uitkering die je krijgt.
D
Geld dat je leent.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van incidentele uitgaven.
A
Broodje kopen bij Bufkes
B
Nieuwe schooltas kopen.
C
Nieuwe schoenen kopen
D
Auto laten repareren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je €20 per week om in maanden?
A
€20 x 4 = €
B
€20 x 52 : 12 = €
C
€20 x 31 = €
D
€20 x 30 = €

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe rekenen we iets om van maanden naar weken? €80 per maand.
A
€80 : 4 = €
B
€80 x 12 : 52 = €
C
€80 : 5 = €
D
€80 : 12 = €

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je loon gaat met 5% omhoog en de inflatie met 3%. Je koopkracht ..
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit jaar gaf Pietje 3.025 aan boodschappen uit. Vorig jaar was dan 2.750. Wat is de procentuele stijging?
A
10%
B
2,93%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussenstand?

Slide 15 - Tekstslide

Tijd: 10:45
Hoofdstuk 2:
Hoe welvarend ben jij?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenorganisaties...
A
zorgen ervoor dat je de hoogste kortingen krijgt
B
zijn bedrijven waar consumenten kunnen werken
C
komen op voor de rechten en plichten van de consument
D
als je product stukgaat kun je bij hun terecht

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heinz Ketchup kost 1,40 voor 220 gram. Hoeveel kost 500 gram?
A
€ 3,18
B
€ 3,60
C
€ 1,25
D
€ 4,20

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor dient een keurmerk op producten?
A
om te laten zien dat het van een goed merk is
B
om te laten zien dat het voor kinderen is
C
om te laten zien dat het product aan bepaalde eisen voldoet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Bosch-vaatwasser kost bij Elektrogigant 579,- en bij Witgoeddiscounter 639,-. Bereken hoeveel procent de vaatwasser bij Witgoeddiscounter duurder is dan bij Elektrogigant
A
9,4
B
10,3
C
9,3
D
10,4

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als consument heb ik altijd recht op ....
A
de beste prijs
B
een deugdelijk product
C
korting

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een product voor schade zorgt, moet de fabrikant dit vergoeden. Dit staat in de:
A
Wet productaansprakelijkheid
B
Warenwet

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de wet die regelt dat je producten binnen veertien dagen mag terugsturen als je online koopt?
A
Wet productaansprakelijkheid
B
Warenwet
C
Colportagewet
D
Wet koop op afstand

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van Consumer Power?
A
Judith besluit om in haar eentje geen ongezond eten te halen.
B
Een groep consumenten koopt geen plofkip meer.
C
Het vergelijken van producten van verschillende merken.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een ... woning koopt betaal je btw
A
bestaande
B
nieuwbouw
C
bestaande en nieuwbouw

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een hypothecaire lening om ...
A
Een huis te kopen
B
Een fiets te kopen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van vaste energiekosten?
A
Leveringskosten
B
Het verbruik

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie zijn de maatschappelijke kosten als iemand afval in de natuur gooit?
A
Voor diegene die een boete krijgt
B
Voor iedereen in Nederland

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eindstand?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies