In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Staatsinrichting
examenvragen
Slide 1 - Tekstslide
Dit soort krantenberichten had ook in Nederland invloed op de politieke situatie. De onrust leidde tot belangrijke politieke veranderingen in 1848.
Noem één politieke verandering in Nederland in 1848.
Slide 2 - Open vraag
Koppel de artikelen uit de grondwet aan de juiste verandering
Verandering 1
Verandering 2
Verandering 3
a. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.
b. De Koning kan de Tweede Kamer ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven.
c. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen.
d. De vergaderingen van de Staten-Generaal zijn openbaar.
e. Er is vrijheid van drukpers.
Slide 3 - Sleepvraag
De historicus heeft een duidelijke mening over de plaats van het standbeeld. 1. Geef een argument voor de mening van de historicus dat juist Thorbecke een standbeeld verdient vóór het parlementsgebouw. 2. Geef een politieke reden waarom koning Willem III het standbeeld niet vóór het parlementsgebouw wilde hebben.
Slide 4 - Open vraag
De minister van Buitenlandse Zaken had de Tweede Kamer niet op de hoogte gebracht van het verdrag met Duitsland. 1. Noem de reden waarom de Tweede Kamer vond dat zij op de hoogte had moeten worden gebracht van het verdrag. 2. Geef ook aan van welk recht de Tweede Kamer gebruik maakte om haar ontevredenheid over de minister duidelijk te maken.
Slide 5 - Open vraag
In Nederland kennen we scheiding der machten. Noem per afbeelding welke macht bij de afbeelding hoort.
wetgevende macht
uitvoerende macht
rechtsprekende macht
Slide 6 - Sleepvraag
Toon aan dat de bewering juist is. Doe dit door: - eerst aan te geven welke macht de burgemeester óók heeft als lid van de Tweede Kamer, - en vervolgens een argument te geven waarom het beter zou zijn als de burgemeester niet tegelijk Kamerlid was.
Slide 7 - Open vraag
1. De Tweede Kamer stemt over de Rijksbegroting.
2. Een Tweede Kamercommissie ondervraagt een persoon onder ede.
3. Een Tweede Kamerlid dient een wetsvoorstel in.
4. Een Tweede Kamerlid stelt een wetswijziging voor.
5. Een Tweede Kamerlid stelt mondeling een vraag aan de minister.
a. recht om een motie in te dienen
b. recht van amendement
c. recht van budget
d. recht van enquête
e. recht van initiatief
f. recht van interpellatie
Slide 8 - Sleepvraag
Een omschrijving: Na de verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen gedeeld door het totaal aantal zetels. Welk begrip wordt hier beschreven? En bij welk kiesstelsel hoort dit begrip?
A
directe verkiezingen; dit hoort bij het districtenstelsel
B
indirecte verkiezingen; dit hoort bij het stelsel van evenredige vertegenwoordiging
C
kiesdeler; dit hoort bij het districtenstelsel
D
kiesdeler; dit hoort bij het stelsel van evenredige vertegenwoordiging
Slide 9 - Quizvraag
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Kabinet
Provinciale Staten
Slide 10 - Sleepvraag
coalitie
formatie
interpellatie
regeerakkoord
Slide 11 - Sleepvraag
In 1887 werd op verzoek van de Tweede Kamer een groot onderzoek gedaan naar de ‘sociale kwestie’. Hierbij maakte de Tweede Kamer gebruik van een recht. Welk recht wordt bedoeld?
A
recht van budget
B
recht van interpellatie
C
recht van enquête
D
recht van initiatief
Slide 12 - Quizvraag
Naar aanleiding van welke gebeurtenis is het bericht geschreven?
A
de invoering van het algemeen kiesrecht
B
de invoering van het Caoutchouc-artikel
C
de invoering van het censuskiesrecht
D
de invoering van het passief kiesrecht
Slide 13 - Quizvraag
Welke twee grondrechten in de Grondwet van 1848 werden zowel door katholieken als door protestanten belangrijk gevonden? Schrijf alleen de nummers op.
Slide 14 - Open vraag
• Noem eerst de politieke stroming waartoe Thorbecke behoort. • Geef daarna aan wat binnen deze stroming de opvatting is over de rol van de overheid.
Slide 15 - Open vraag
Tussen 1850 en 1920 werden, naast het Kinderwetje, nog verschillende andere sociale wetten aangenomen en ingevoerd. Noem twee voorbeelden van deze sociale wetten.
Slide 16 - Open vraag
Geef per uitspraak aan door welke politiek leider die is gedaan.
Thorbecke
Schaepman
Troelstra
Kuyper
Drucker
Slide 17 - Sleepvraag
Op de tekening staan twee politieke leiders afgebeeld. Welke titel past bij de tekening?
A
Kuyper en Schaepman werken samen om confessionele doelen te bereiken.
B
Kuyper en Thorbecke werken samen om confessionele doelen te bereiken.
C
Schaepman probeert Kuyper tegen te werken omdat zijn politiek te christelijk is.
D
Schaepman probeert Thorbecke tegen te werken omdat zijn politiek te christelijk is.
Slide 18 - Quizvraag
De tekenaar laat Kuyper tegen zijn zin meelopen in een demonstratie. Toch loopt Kuyper mee, want hij hoopt hiervoor in ruil iets terug te krijgen. Aan wie geeft Kuyper steun en in ruil waarvoor?
A
Hij geeft steun aan de protestanten in ruil voor het passief vrouwenkiesrecht.
B
Hij geeft steun aan de protestanten in ruil voor het systeem van evenredige vertegenwoordiging.
C
Hij geeft steun aan de socialisten in ruil voor volledige financiering van het bijzonder onderwijs.
D
Hij geeft steun aan de socialisten in ruil voor het algemeen kiesrecht.
Slide 19 - Quizvraag
De liberale partijen (Liberale Unie, VDB en de Vrije Liberalen) verloren veel zetels bij de verkiezingen van 1918. Een mogelijke oorzaak daarvan is de invoering van het algemeen kiesrecht in 1917. => Leg uit dat de invoering van het algemeen kiesrecht een oorzaak kan zijn van het zetelverlies van de liberalen.
Slide 20 - Open vraag
Eén van de veranderingen in de Grondwet van 1917 was de invoering van het algemeen kiesrecht. Door deze invoering van het algemeen kiesrecht kwamen er meer politieke partijen in de Tweede Kamer. Noem nóg een verandering in de Grondwet van 1917 die ervoor zorgde dat er meer kleine partijen in de Tweede Kamer kwamen.
Slide 21 - Open vraag
1. Geef een argument waarom de partijleider het eens is met het voorstel om de leerplicht in te voeren. 2. Geef ook een argument waarom het inkomen van de arbeiders afneemt door invoering van de leerplicht.
Slide 22 - Open vraag
Stel, socialisten gebruiken deze foto in 1910 om aandacht te vragen voor hun politieke ideeën. Geef aan, met een onderdeel uit de foto, waarom de foto gebruikt kan worden door socialisten. Doe het zo: Onderdeel uit de foto ... (vul in); kan gebruikt worden door socialisten, omdat ... (vul in).
Slide 23 - Open vraag
16. De schrijver is bezorgd over een bepaalde ontwikkeling in de Nederlandse rechtsstaat. Welke ontwikkeling vindt de schrijver zorgelijk?
A
Dat Kamerleden geen maatregelen willen op het gebied van terrorisme.
B
Dat Kamerleden zich steeds meer gaan bemoeien met de rechtspraak.
C
Dat rechters steeds vaker hun uitspraken moeten laten controleren door de Kamerleden.
D
Dat rechters te weinig rekening houden met de mening van burgers bij rechtszaken.
Slide 24 - Quizvraag
Over welke vrouw gaat het?
Slide 25 - Open vraag
Vier belangrijke gebeurtenissen uit de politieke emancipatiestrijd van vrouwen. Zet ze op de juiste volgorde.
1
2
3
4
1. De benoeming van de eerste vrouwelijke minister.
2. De oprichting van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VVVK).
3. Het krijgen van actief kiesrecht voor vrouwen.
4. Het krijgen van passief kiesrecht voor vrouwen.
Slide 26 - Sleepvraag
Zet deze ontwikkelingen in het Staatsrecht op volgorde van vroeger naar later.
1
2
3
4
5
De invoering van ministeriële verantwoordelijkheid.
De regering wordt de door de Tweede Kamer gedwongen ontslag te nemen na de Luxemburgse Kwestie
De Schoolstrijd wordt opgelost.
Vrouwen krijgen actief kiesrecht.
De eerste politieke partij, de ARP, wordt opgericht.