Passé composé van ÉCOUTER
J' ai écout
é Ik heb geluisterdTu as écouté Jij hebt geluisterd
Il/elle a écouté Hij/zij heeft geluisterd
Nous avons écouté Wij hebben geluisterd
Vous avez écouté Jullie hebben geluisterd
Ils/elles ont écouté Zij hebben geluisterd