Quiz facilitair leidinggevende
1 / 27
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De facilitaire dienst behoort tot....
A
Het primaire proces
B
Het secundaire proces
C
Het tertiaire proces
Slide 2 - Quizvraag
Kwaliteit binnen de Facilitaire Dienst is......
A
Dat wat je afspreekt en nakomt
B
De beste producten gebruiken
C
Kwaliteit kun je niet definiëren
Slide 3 - Quizvraag
De klant van een facilitaire dienstverlener is...
A
Meestal interne klanten
B
Meestal externe klanten
C
Heeft geen klanten
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor Arbo-wet?
A
Arbeidsomgevingswet
B
Arbeidsveiligheidswet
C
Arbeidsomstandighedenwet
D
Arbeidsonderzoekwet
Slide 5 - Quizvraag
Voor wie geldt de Arbo-wet?
A
Voor de werkgevers
B
Voor de werknemers
C
Voor beide
D
Voor alle burgers
Slide 6 - Quizvraag
Als je de letters HACCP ziet moet je gelijk denken aan...
A
De controle op hygiëne
B
De controle op arbo
C
De controle op ergonomie
D
De controle op de werkplek
Slide 7 - Quizvraag
Fifo betekent .....
A
first in first order
B
first in first out
C
first in first open
D
first in first optional
Slide 8 - Quizvraag
Wie is er verantwoordelijk op het moment dat het ontruimingsplan in werking treedt?
A
Directeur van de locatie
B
Hoofd van de facilitaire dienst
C
Commandant ontruimingsploeg
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Slide 10 - Quizvraag
Voor welke productgroep gebruik je een gele snijplank?
A
Vis
B
Vlees
C
Gevogelte
D
Groente
Slide 11 - Quizvraag
Het uitbesteden van schoonmaak is goedkoper
A
ja
B
nee
C
soms
Slide 12 - Quizvraag
Welk kleur doekje gebruik je voor het reinigen van sanitair?
A
Blauw
B
Groen
C
Geel
D
Roze
Slide 13 - Quizvraag
Veiligheidspictogrammen
explosief
ontvlambaar
brand bevorderend
schadelijk
corrosief
giftig
milieugevaarlijk
houder onder druk
schadelijk voor gezondheid op langere termijn
Slide 14 - Sleepvraag
In een verpleeghuis is de Facilitaire Dienst medeverantwoordelijk voor....
A
Het welzijn van de bewoner
B
De zorgtaken
C
Externe communicatie
D
De medische administratie
Slide 15 - Quizvraag
De Facilitaire Dienst bepaalt in zeer grote mate de afvalstromen binnen de organisatie
A
Waar
B
Niet waar, doet de directie
C
Niet waar, doet de gebruiker
Slide 16 - Quizvraag
Rest
GFT
Plastic+
Oud papier
Bierdopje
Lege pen
Blikje cola
Drinkpakje
Pizzadoos
Lege chipszak
Envelop met venster
Eierschalen
Slide 17 - Sleepvraag
Een goede stijl van leidinggeven is..
A
Autoritair leidinggeven
B
Altijd overleggen met de medewerkers
C
Je stijl aanpassen aan de situatie
D
Je stijl aanpassen aan jezelf
Slide 18 - Quizvraag
Hoe bepaal je hoe iets gewassen moet worden?
A
Ik vraag mijn ouders
B
Ik lees de samenstelling
C
Ik lees het wasetiket
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent dit wassymbool?
A
Strijken lage temperatuur
B
Strijken medium temperatuur
C
Strijken hoge temperatuur
D
Strijken zeer hoge temperatuur
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent dit wassymbool?
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine
Slide 21 - Quizvraag
Bonte
was
Donkere
was
Witte
was
Fijne was
Slide 22 - Sleepvraag
Waar staat de W voor in de afkorting B.T.W?
A
Waarde
B
Winst
C
Werk
D
Winkel
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor verkoopopbrengst?
A
Kosten
B
Winst
C
Omzet
D
Inkoop
Slide 24 - Quizvraag
Hoe noem je materialen die nog geen bewerking hebben ondergaan?
A
Grondstoffen
B
Halffabricaten
C
Hulpstoffen
D
Eindproducten
Slide 25 - Quizvraag
Hoe noem je materialen die nog een verdere bewerking moeten ondergaan?
A
Grondstoffen
B
Halffabricaten
C
Hulpstoffen
D
Eindproducten
Slide 26 - Quizvraag
Wie heeft er zin in komend schooljaar?
A
Ik
B
Ik
C
Ik
D
Ik
