In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Terugblik vorige les
1.2 Elektrische energie vervoeren
1.2 Elektrische energie vervoeren
Slide 1 - Tekstslide
Hoe wordt elektriciteit opgewekt?
Slide 2 - Tekstslide
Antwoord: Door een permanente magneet door een spoel te bewegen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Tekst
De elektriciteitscentrale
Slide 5 - Tekstslide
1.2 Elektrische energie vervoeren
Slide 6 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom er verschillende spanningen worden gebruikt op het elektriciteitsnet
Je kunt uitleggen hoe een transformator werkt
Je kunt berekeningen doen omtrent transformatoren
Slide 7 - Tekstslide
Als stroom door een kabel loopt, wordt een deel van de elektrische energie omgezet in warmte.
Gevolg: energieverlies...
Vooral een probleem over lange afstanden...
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de spanning van de elektriciteit die thuis uit het stopcontact komt (in Volt)?
Slide 11 - Open vraag
Effectieve spanning van het lichtnet
Elektriciteit uit het stopcontact: wisselspanning met een frequentie van 50 Hz
Dit is gelijk aan een
gelijkspanning van
230 V.
Slide 12 - Tekstslide
Maakt het voor een apparaat uit of het op een wisselspanning of op een gelijkspanning werkt?
A
Ja
B
Nee
C
Ligt aan het apparaat
Slide 13 - Quizvraag
Kunnen alle apparaten thuis werken op de spanning van 230 V?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Een probleem...
Oplossing: Een transformator brengt de spanning verder omlaag.
Maar hoe werkt een transformator nou eigenlijk??
Slide 15 - Tekstslide
DEMO: Werking van een transformator
Slide 16 - Tekstslide
Belangrijk om op te merken
De twee spoelen zijn geïsoleerd en er gaat dus geen stroom via het ijzer van de eerste naar de tweede spoel! De energie wordt overgegeven via de magnetische velden.
Slide 17 - Tekstslide
Omhoog en omlaag transformeren
Met een transformator kan je de spanning zowel omhoog als omlaag transformeren
Hoe de spanning verandert, hangt af vaan het aantal windingen van de twee spoelen
U = spanning in volt (V)
N = het aantal windingen van de spoel
Slide 18 - Tekstslide
Formule transformator
= spanning primaire spoel
= spanning secundaire spoel
= aantal windingen
primaire spoel
= aantal windingen
secundaire spoel
UsUp=NsNp
Up
Us
Np
Ns
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Tekstslide
Maken opgave 4 (blz. 27)
Klaar? --> opgave 5
Klaar? --> opgave 1
Slide 22 - Tekstslide
De ideale transformator
Weinig energieverlies
In berekeningen kun je vaak het energieverlies verwaarlozen
Het opgenomen vermogen van de eerste spoel is dus gelijk aan het afgestane vermogen van de tweede spoel
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Capaciteit van een batterij
De capaciteit reken je uit met de formule:
C = capaciteit (in mAh)
I = stroomsterkte (in mA)
t = tijd (in uur)
Dus hoe kleiner de I des te langer kun je met de batterij doen voordat hij leeg is.
C=I⋅t
Slide 27 - Tekstslide
Formule capaciteit
C = I x t
C = Capaciteit in (Ah) I = stroomsterkte in ampère (A) t = tijd in UUR!
Een accu met een capaciteit van 5 Ah kan een uur lang 5 A aan stroom leveren
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Maak opdrachten 1 t/m 12
Blz 25,26,27,28
Slide 30 - Tekstslide
Spoel A heeft 3 windingen, spoel B heeft 9 windingen. De spanning over spoel A is .... dan over spoel B
A
2x groter
B
3 x groter
C
2 x kleiner
D
3 x kleiner
Slide 31 - Quizvraag
In een transformator wordt de spanning naar beneden gebracht. Wat weet je over deze transformator?
A
De primaire spoel heeft meer windingen dan de secundaire spoel.
B
De secundaire spoel heeft meer windingen dan de primaire spoel.
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een transformator
A
Verhoogt de spanning
B
verlaagt de spanning
C
Verhoogt en verlaagt de spanning
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de functie van een transformator?
A
Het transporteren van water
B
Het opslaan van elektriciteit
C
Het veranderen van spanning
D
Het opwekken van warmte
Slide 34 - Quizvraag
Corstiaan doet een proef met een transformator. De primaire spoel sluit hij aan op een wisselspanning van 12 V. Op de secundaire spoel meet hij een wisselspanning van 36 V. Welke spoelen heeft hij gebruikt?
A
Primair: 100 windingen
Secundair: 200 windingen
B
Primair: 100 windingen
Secundair: 300 windingen
C
Primair: 200 windingen
Secundair: 100 windingen
D
Primair: 300 windingen
Secundair: 100 windingen
Slide 35 - Quizvraag
Een simpele transformator:
Als je een spanning van 5 volt door een spoel met 600 windingen heen stuurt, krijg je uit de andere spoel een spanning van 10 volt. hoeveel windingen heeft de andere spoel?
A
600 windingen
B
1200 windingen
C
300 windingen
D
100 windingen
Slide 36 - Quizvraag
T1: Een transformator heeft 10 windingen op de primaire spoel en 60 windingen op de secundaire spoel. De primaire spoel is aangesloten op een spanning van 20 V. Wat is de spanning die de secundaire spoel afgeeft?
A
120 V
B
3,33 V
C
30 V
D
60 V
Slide 37 - Quizvraag
Na de elektriciteitscentrale , de masten en de transformatorstation, gaat de elektriciteit naar een transformatorhuisje. In hoeveel Volt wordt de elektriciteit dan omgezet?
A
10.000 V
B
360.000 V
C
230 V
Slide 38 - Quizvraag
wat kan een transformator
A
Lampen schakelen
B
De frequentie wijzigen
C
Elektrische spanning transformeren
D
Kortsluiting voorkomen
Slide 39 - Quizvraag
De linkerspoel in deze transformator noem je de .............. en de rechterspoel de .................... .
A
primaire spoel; secundaire spoel
B
secundaire spoel; primaire spoel
C
primaire spanning;
secundaire spoel
D
primaire spoel;
secundaire spanning
Slide 40 - Quizvraag
De primaire spoel van deze transformator is aangesloten op 10 Volt wisselspanning. Deze spoel heeft 250 windingen. De secundaire spoel heeft 50 windingen. Hoe groot is de spanning op de secundaire spoel?