HV2 De Brug Lezen

Deze week:
- Toets Spelling bespreken
- Aan de slag met 'Begrijpend Lezen'

Tot aan de herfstvakantie:
Begrijpend lezen H1, H2, H3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze week:
- Toets Spelling bespreken
- Aan de slag met 'Begrijpend Lezen'

Tot aan de herfstvakantie:
Begrijpend lezen H1, H2, H3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
De Brug lezen
(herhalen van theorie uit leerjaar 1)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgedachte?
Wat is het? Waar vind ik de hoofdgedachte?

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden?
Welke signaalwoorden horen er bij 
een tegenstellend verband?

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoel?
Wel tekstdoel heeft de schrijver van een stripverhaal?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De Brug lezen:
- Onderwerp van een tekst
- Deelonderwerpen
- Tekstindeling (inleiding, kern, slot)
- Hoofdgedachte
- Tekstverbanden
- Tekstdoel


Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp
Waar gaat de tekst over?

Lees de tekst oriënterend.

Bekijk de tekst:
1) Kijk naar de titel
2) Kijk naar de illustraties (plaatjes/schema's, foto's)
3) Kijk naar de tussenkopjes (titels van de tekstgedeeltes)
4) Let op andersgedrukte woorden (dik, vet, cursief)
5) Lees de eerste alinea (soms vetgedrukt)
 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Tekstindeling
-Inleiding (de amuse)
Maakt nieuwsgierig, vertelt waar de tekst over gaat

-Kern (het hoofdgerecht)
De belangrijkste informatie, verdeeld in deelonderwerpen

-Slot (het toetje)
Maakt het verhaal rond. Vaak een samenvatting of conclusie.
(informatieve teksten hebben niet altijd een slot)

Slide 11 - Tekstslide

Deelonderwerp
- Een bepaald deel/aspect van het onderwerp
- één of meerdere alinea's

- Lees globaal om deelonderwerpen te vinden

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp:
Pieter Valley

Deelonderwerpen:
- TikTok
- Juf Ellen
- ?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is juist?
De hoofdgedachte van een tekst:
A
is één of meerdere zinnen die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt
B
is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdgedachte
Één volledige zin uit de tekst die de belangrijkste boodschap van de tekst samenvat.

Vind je meestal in de inleiding of het slot van de tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden
Wat doet verband?

- Helpt je om teksten beter te begrijpen
- Je ziet samenhang in woorden, zinnen en alinea's
- Elk tekstverband heeft signaalwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.


Signaalwoorden:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data

Slide 17 - Tekstslide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook; ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

Slide 18 - Tekstslide

Tegenstellend verband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde dingen genoemd.


Signaalwoorden:
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant … aan de andere kant

Slide 19 - Tekstslide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.


Signaalwoorden:
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Weektaak
De Brug: begrijpend lezen 
(blz 236 t/m 241)

opdracht 1 t/m 3 
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat is juist?
In het slot vind je de..
A
conclusie of een korte samenvatting, in nieuwberichten ontbreekt vaak het slot
B
conclusie, een tekst bevat altijd een slot

Slide 23 - Quizvraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: nadat, terwijl, intussen, nu, eerst
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?

Slide 25 - Open vraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Bij een advertentie wil de schrijver je informeren.
B
Bij een gebruiksaanwijzing wil de schrijver je informeren.
C
Bij een strip wil de schrijver je activeren.
D
Allemaal juist.

Slide 27 - Quizvraag

Welk doel of doelen heeft de schrijver met een illustratie bij zijn of haar tekst?

Slide 28 - Open vraag