Klas 3 - Islam H1 + H2

Islam Hoofdstuk 1:
de islamitische cultuur in de wereld
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Islam Hoofdstuk 1:
de islamitische cultuur in de wereld

Slide 1 - Tekstslide

Islam?

Slide 2 - Woordweb

H1 Paragraaf 1 - Moslims over de wereld
- Lees paragraaf 1 in je boekje (pagina 4 tm 7) en maak bijbehorende opdrachten in je schrift:
1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:

wereldreligie / monotheïsme / polytheïsme / wassende maan en ster / Ottomaanse Rijk / Saoedi-Arabië / islam / moslim(a) / salaam / Allah / oemma / sjahada / besnijdenis
2. Er zijn meerdere overeenkomsten tussen het jodendom en de islam te geven. Noteer minimaal 3 overeenkomsten.
3. Op pagina 7 wordt een toekomstbeeld uitgelegd dat door veel moslims gedeeld wordt: hoe kijken zij naar de toekomst van de wereld en de rol van de islam in deze toekomst?




Slide 3 - Tekstslide

Geloven in meerdere goden
A
Monotheïsme
B
Wereldreligie
C
Polytheïsme
D
Salaam

Slide 4 - Quizvraag

Symbool voor islam; verbinding verleden en toekomst, verbonden met verlangen naar groot islamitisch rijk en verwijzing naar 5 Zuilen van islam
A
Ottomaanse Rijk
B
Wassende maan en ster
C
Salaam
D
Sjahada

Slide 5 - Quizvraag

Wassende maan en ster 
Ook wel halve maan genoemd
Twee punten in maan > verleden en toekomst
Verlangen naar groot islamitisch rijk
Ster met 5 punten > vijf zuilen (geloofsfundamenten)

Slide 6 - Tekstslide

Allah is:
A
Jezus
B
Profeet
C
God
D
Islam

Slide 7 - Quizvraag

Betekent letterlijk 'overgave'
A
Oemma
B
Sjahada
C
Salaam
D
Islam

Slide 8 - Quizvraag

Geloven in één god
A
Polytheïsme
B
Monotheïsme
C
Allah
D
Wereldreligie

Slide 9 - Quizvraag

Eén van de rituelen (en religieuze plicht) om toe te treden tot het geloof en de oemma; verwijderen van de voorhuid bij jongens
A
Sjahada
B
Besnijdenis
C
Geloofsbelijdenis
D
Oemma

Slide 10 - Quizvraag

Gebied waarin islam is ontstaan; wordt ook het 'heilige land' genoemd
A
Israël
B
Indonesië
C
Irak
D
Saoedi-Arabië

Slide 11 - Quizvraag

Eén van de rituelen (en religieuze plicht) om toe te treden tot het geloof en de oemma; geloofsbelijdenis >>> 'Er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn Profeet'
A
Oemma
B
Islam
C
Besnijdenis
D
Sjahada

Slide 12 - Quizvraag

"Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is Zijn Profeet"

Slide 13 - Tekstslide

De gemeenschap van moslims (wereldwijd)
A
Islam
B
Oemma
C
Sjahada
D
Salam

Slide 14 - Quizvraag

Noteer 3 overeenkomsten tussen jodendom en islam (2)

Slide 15 - Open vraag

Hoe denkt men binnen de islam over de toekomst van de wereld en de rol van de islam daarin? (3)

Slide 16 - Open vraag

H1 Paragraaf 2 - Moslims in Nederland
- Lees paragraaf 2 in je boekje (pagina 8 en 9) en maak bijbehorende opdrachten in je schrift:
1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:
integreren / inburgeren / gastarbeider / asielzoeker / tweede en derde generatie / waarden / normen / ‘kleine oemma’
2. Er zijn verschillende redenen waarom moslims vanaf de Tweede Wereldoorlog naar Nederland zijn gekomen. Neem de tabel over in je schrift en vul de juiste landen en jaartallen in (zie opdracht in Word-bestand voor de tabel!)
3. Wat zijn de belangrijkste waarden voor veel moslims?
4. Waarom kan het migreren naar een ander land problemen opleveren? Waar kun je tegenaan lopen?
5. Wat is een voordeel van het deel zijn van de (kleine) oemma? En wat is een nadeel?
6. Zouden de vragen bij opdracht 3 tm 5 alléén voor moslims gelden? Leg je antwoord ook goed uit!

Deze opdrachten zijn huiswerk voor de volgende les > zie SOM



Slide 17 - Tekstslide

studie na onafhankelijkheid
werk en/of gezinshereniging
politieke, economische of oorlogsvluchteling
Suriname
1975
Irak
Somalië
1949
Marokko
Afghanistan
1990-nu
Indonesië
Syrië
1960-1980
Turkije

Slide 18 - Sleepvraag

Wat zijn de belangrijkste waarden voor veel moslims? (3)

Slide 19 - Open vraag

Problemen die je tegenkomt wanneer je migreert naar een ander land: (4)

Slide 20 - Open vraag

Voordeel + nadeel van het behoren tot de (kleine) umma: (5)

Slide 21 - Open vraag

Gelden je antwoorden bij vraag 2 tm 5 alleen voor moslims, of ook voor andere mensen? Leg je antwoord uit. (6)

Slide 22 - Open vraag

Hoofdstuk 1 - Paragraaf 4: verschillen in geloof
- Lees eerst H1 Paragraaf 4 (blz. 12)
- Maak onderstaande opdrachten in je schrift:
1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:
vrijheid van godsdienst / orthodox / liberaal / niet-praktiserend
2. Waarom kunnen we niet spreken van ‘dé islam’ of ‘álle moslims’?
3. Voor veel jongeren die moslim zijn, is het leven en opgroeien in een land als Nederland lastig. Leg uit waarom zij dit als lastig kunnen ervaren.

Slide 23 - Tekstslide

We kunnen niet spreken over dé islam of álle moslims; waarom niet? (2)

Slide 24 - Open vraag

Waarom kan het leven in een land als Nederland voor moslimjongeren lastig zijn? (3)

Slide 25 - Open vraag

Islam Hoofdstuk 2
de stichter van de islam: Mohammed



Slide 26 - Tekstslide

Context: tijd, plaats en omstandigheden
- Arabië (dunbevolkt woestijngebied)
- Stammen van veelal nomaden met vee
- Polytheïsme + monotheïsme (jodendom, christendom)
- Mekka als centraal punt voor handel en religie

Slide 27 - Tekstslide

Mekka: handel en geloof
- Ka'aba als heiligdom voor verschillende religies
- Plein met verschillende godenbeelden, kleine tempeltjes en altaren
- Geld verdienen met geloof: offergaven

Slide 28 - Tekstslide

Paragraaf 1: de bronnen van de islam
- Lees eerst paragraaf 1 in je boekje (pagina 14 tm 17) en maak bijbehorende opdrachten in je schrift:
1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:
ideaal / waarden (herhaling) / normen (herhaling) / Koran / Soera / Mohammed / Djibriel / visioen (internet) / interpretatie (internet) / Soenna / hadith / 610
2. Waarom wordt in de Islam 610 (n.chr.) als beginpunt van het geloof gezien?
3. A - Wat was de boodschap van Mohammed aan de bewoners van Mekka in 613?
3. B - Waarom wilde Mohammed deze boodschap doorgeven?
3. C - Waarom werd Mohammed ook wel de ‘zegel der profeten’ genoemd? Wat betekent dit?
4. Waarom kun je de Koran het beste in het Arabisch lezen?
5. Leg de volgende zin uit: “In de naam van het heilige boek is aangegeven wat je met deze tekst moet doen.”
6. Hoe zie je aan de geloofsbelijdenis (sjahada) als eerste soera in de Koran dat Mohammed een monotheïstisch geloof door heeft gegeven?
7. Waarom zijn volgens sommige mensen (veelal niet-moslims) een aantal verhalen en ideeën in de Koran niet heilig te noemen?
8. Welke bron geldt -naast de Koran- als belangrijke geloofsbron voor de islamitische waarden en normen?
9. A - Wat is het belangrijkste verschil tussen de Koran en de (a)hadith in de Soenna?
9. B - Waarom is dit verschil voor de meeste moslims in hun dagelijkse (geloofs)praktijk niet van belang?


Slide 29 - Tekstslide

Mohammed
Zegel der Profeten

Slide 30 - Tekstslide

Mohammed: geboorte
- 570 in Mekka
- vader voor geboorte overleden
- moeder overlijdt op zijn 6e
- Abu Talib (oom)
- werkt voor Chadiedja en trouwt later met haar

Slide 31 - Tekstslide

Mohammed: openbaring (visioenen)
- Zoekt stilte op (berg Hira)
- 610: Ontmoeting met engel Djibriel (Gabriël)
- Mohammed kan niet lezen en schrijven: mondelinge boodschap van Allah 
- Later in Qur'an geschreven

Slide 32 - Tekstslide

Mohammed: boodschap & missie
- Openbaring van Allah: geloof in één God en zorg voor de armen
- Ka'aba monotheïstisch heiligdom maken
- Qoeraisj willen dit niet: worden rijk door relihandel

Slide 33 - Tekstslide

Mohammed: Hidjra
- Mohammed gaat preken en krijgt steeds meer volgelingen
- Qoeraisj willen van Mohammed af, slecht voor handel
- In 622 verhuizing naar Medina ('Stad van de Profeet')

Slide 34 - Tekstslide

Mohammed: terug naar Mekka
- Mohammed wordt in Jathrib profeet en leider
- Jathrib > Medina (Stad van de Profeet)
- 630 verovering Mekka
- Inwoners bekeren zich tot islam (gebedsrichting anders)

Slide 35 - Tekstslide

Mohammed: overlijden
- M. overlijdt in 632 na ziekbed
- Opvolging zorgt voor strijd
- Ali (neef) wil eerste Kalief (leider) worden
- Umma kiest voor Abu Bakr (goede vriend) als opvolger
- Qu'ran + Soenna > Sjari'a

Slide 36 - Tekstslide

Paragraaf 1: de bronnen van de islam
- Lees eerst paragraaf 1 in je boekje (pagina 14 tm 17) en maak bijbehorende opdrachten in je schrift:
1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:
ideaal / waarden (herhaling) / normen (herhaling) / Koran / Soera / Mohammed / Djibriel / visioen (internet) / interpretatie (internet) / Soenna / hadith / 610
2. Waarom wordt in de Islam 610 (n.chr.) als beginpunt van het geloof gezien?
3. A - Wat was de boodschap van Mohammed aan de bewoners van Mekka in 613?
3. B - Waarom wilde Mohammed deze boodschap doorgeven?
3. C - Waarom werd Mohammed ook wel de ‘zegel der profeten’ genoemd? Wat betekent dit?
4. Waarom kun je de Koran het beste in het Arabisch lezen?
5. Leg de volgende zin uit: “In de naam van het heilige boek is aangegeven wat je met deze tekst moet doen.”
6. Hoe zie je aan de geloofsbelijdenis (sjahada) als eerste soera in de Koran dat Mohammed een monotheïstisch geloof door heeft gegeven?
7. Waarom zijn volgens sommige mensen (veelal niet-moslims) een aantal verhalen en ideeën in de Koran niet heilig te noemen?
8. Welke bron geldt -naast de Koran- als belangrijke geloofsbron voor de islamitische waarden en normen?
9. A - Wat is het belangrijkste verschil tussen de Koran en de (a)hadith in de Soenna?
9. B - Waarom is dit verschil voor de meeste moslims in hun dagelijkse (geloofs)praktijk niet van belang?
VRAGEN OVER DE ANDERE OPDRACHTEN?

Slide 37 - Tekstslide

 Lees paragraaf 2 in je boekje (pagina 18 tm 20) en maak bijbehorende opdrachten in je schrift:

1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en noteer de uitleg erbij:
hidjra / Ka’aba / Rotskoepel / Mekka / Jathrib / Medina / 622 / 630 / 632
2. A - Leg uit waarom de hidjra tot op de dag van vandaag nog invloed heeft op het leven van moslims, ondanks dat deze zo’n 400 jaar geleden plaats vond.
    B - Waarom valt de Ramadan in de Westerse jaartelling ieder jaar weer op een ander moment?
3. A - Waarom werd Mohammed bij het verspreiden van zijn boodschap tegengewerkt door de Qoeraisj?
    B - Wat heeft de Ka’aba te maken met het conflict tussen Mohammed en de Qoeraisj?
4. Naar welke islamitische mythe verwijst de Rotskoepel? Wat herdenkt men op die plaats?
5. Na de hidjra is de positie van Mohammed drastisch veranderd. Leg deze verandering uit.
6. Waarom is de gebedsrichting door Mohammed veranderd? Waar ging dit conflict over?


Paragraaf 2: Mohammed als voorbeeld

Slide 38 - Tekstslide



1. Maak de kruiswoordpuzzel van de begrippen bij Hoofdstuk 2
2. Check je werk: heb bij Hoofdstuk 1 + 2 nog vragen?
3. Maak een samenvatting/begrippenlijst bij Hoofdstuk 1 + 2 
    OF ga aan een ander vak werken (in stilte) 


Toetsweek > maandag 19/12 van 12.35 - 13.25
Islam Hoofdstuk 1 (paragraaf 1 + 2 + 4) + Hoofdstuk 2 (paragraaf 1 + 2)

Slide 39 - Tekstslide