H5 WB Hfst 14 oefenvragen

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les
  • 8 oefenvragen over H14 maken

Slide 2 - Tekstslide

Tussen de variabelen P en Q bestaat een verband. Als P=2,4, dan is Q=36.
Bereken de waarde van Q die hoort bij P=60 als P omgekeerd evenredig is met Q.

Slide 3 - Open vraag

Tussen de variabelen P en Q bestaat een verband. Als P=2,4, dan is Q=36.
Bereken de waarde van Q die hoort bij P=60 als P evenredig is met Q².

Slide 4 - Open vraag

Van twee antieke vazen is gebleken dat de ene een vergroting is van de andere. De grote vaas kan 80 liter bevatten en de kleine vaas 50 liter.
Met welke factor moet je de hoogte van de kleine vaas vermenigvuldigen om die van de grote vaas te krijgen? Rond af op twee decimalen.

Slide 5 - Open vraag

Van twee antieke vazen is gebleken dat de ene een vergroting is van de andere. De grote vaas kan 80 liter bevatten en de kleine vaas 50 liter.
De oppervlakte van de buitenkant van de grote vaas is 9400 cm².
Bereken de oppervlakte van de buitenkant van de kleine vaas. Rond af op tientallen cm².

Slide 6 - Open vraag

De lichtintensiteit op een oppervlak wordt uitgedrukt in watt per m² en wordt voor een bepaalde lamp berekend met de formule hiernaast. r is de afstand in m tot de lichtbron en I is de lichtintensiteit in W/m²
Wat moet je langst de assen zetten als je een rechte lijn als grafiek bij dit verband wil krijgen?

Slide 7 - Open vraag

De lichtintensiteit op een oppervlak wordt uitgedrukt in watt per m² en wordt voor een bepaalde lamp berekend met de formule hiernaast. r is de afstand in m tot de lichtbron en I is de lichtintensiteit in W/m²
Hoe verandert de lichtintensiteit als de afstand 10 keer zo groot wordt?

Slide 8 - Open vraag

De formule hiernaast is een
A
Machtsverband
B
Exponentieel verband

Slide 9 - Quizvraag

Voor de werponderdelen bij de zevenkamp worden formules gebruikt met de vorm P=a*M^c.
Hierin is P het aantal punten en M is de geworpen afstand in meters. De getallen a en c verschillen per onderdeel.

Bij het speerwerpen krijgt een atleet bij 43 m 589 punten en bij 63 m 890 punten. Bereken de waarden van a en c bij het speerwerpen. Rond af op twee decimalen.

Slide 10 - Open vraag