Week 11 - Lesgeven (hoofdstuk 1 en 2 - thema 8)

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Wat gaan we doen vandaag?

• Doel van de les
• Terugblik door middel van 5 korte vragen via Lesson-up
• Twee opdrachten in het boek
• Hoe ging de les tot nu toe?
  
• Zelfstandig aan de slag met 1 opdracht

Doel van de les

Aan het einde van de les heb je geoefend met verschillende Engelse woorden binnen het thema geld.

Terugblik

Herhaling van woorden

Wat is de vertaling van:
uitgeven

1. give
2. spend
3. sale
4. sell

Wat is de vertaling van:
wisselgeld

1. money
2. pocket money
3. change
4. paper

Wat is de vertaling van:
verdienen

1. get
2. spend
3. sell
4. earn

Wat is de vertaling van:
arm

1. arm
2. leg
3. rich
4. poor

Wat is de vertaling van:
centen

1. cents
2. money
3. cash
4. packet

De woorden in elke zin staan door elkaar. Maak er een goede Engelse zin van. Tip: de zin begint met: 'did you'

Opdracht 17 - bladzijde 278

1

2

3

4

5

6

pay

did you

money

a lot

of

?

De woorden in elke zin staan door elkaar. Maak er een goede Engelse zin van. Tip: de zin begint met: 'I' (eerste van links)

1

2

3

4

5

6

money

wish

much

I

had

I

De woorden in elke zin staan door elkaar. Maak er een goede Engelse zin van. Tip: de zin begint met: 'I'

1

2

3

4

5

6

money

me

on

I

have

no

De woorden in elke zin staan door elkaar. Maak er een goede Engelse zin van. Tip: de zin begint met: 'How'

1

2

3

4

5

6

7

8

How

here

are

much

big

oranges

?

the

Hoe ging de les tot nu toe?

Zelfstandig aan de slag:

Opdracht 17 en 18

Zelfstandig aan de slag!

Maken:

- opdracht 3, c (3), blz. 266

- opdracht 4, d (3), blz. 267

- opdracht 5, g (3), blz. 268

- opdracht 11, d (3), blz. 272

- opdracht 12, d (3), blz. 273

- opdracht 13, g (3), blz. 274

Klaar?

- Strip lezen, Chromebook, tekenen, spelletje uit de kast 

Antwoorden opdracht 3

1. Hij wil graag een auto kopen.

2. Dan heb je veel geld nodig.

3. De jongen is pizzabezorger.

4. De jongen verdient 2 euro en 12 cent per uur.

5. Door fooien.

6. In de keuken van een restaurant.

7. Minder

8. Hij kan geen geld van haar lenen.

9. Ze kan wel een hamburger voor hem kopen.

Opdracht 3 in het boek

1. Luister naar het onderstaande fragment en vul opdracht 3 in (blz. 282)