In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 7 Ecologie
Basisstof 1 Organismen
Slide 1 - Tekstslide
Waar denk je aan bij ecologie?
Slide 2 - Woordweb
Wat is natuur?
Dat is voor iedereen anders.
Van Dale woordenboek:
Natuur = dat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd.
Zou je nieuwe natuur kunnen creëren?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Doen ecologen onderzoek naar het gedrag van een organisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Sleep het juiste organisatieniveau naar de plaatsen in de afbeelding
Biosfeer
Ecosysteem
Levensgemeenschap
Populatie
Individu
Slide 6 - Sleepvraag
Een weiland is een ...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 9 - Quizvraag
Waarin verschilt een levensgemeenschap van een ecosysteem?
A
Het aantal populaties
B
Aanwezigheid van abiotische factoren
C
Aanwezigheid van biotische factoren
D
De grootte van het gebied
Slide 10 - Quizvraag
Verspreidings-gebied
Het verspreidingsgebied (areaal) is het daadwerkelijke gebied op de kaart waar de soort voorkomt. Voorbeeld: verspreiding zandhagedis in Nederland.
Habitat = het leefgebied van een soort. De abiotische factoren bepalen of een gebied geschikt is als habitat.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Welke van deze 2 olifanten leeft in de hitte?
A
Links
B
Rechts
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Is dit een zonplant of schaduwplant?
A
Zonplant, want grote bladeren.
B
Zonplant, want veel gaten.
C
Schaduwplant, want grote balderen.
D
Schaduwplant, want veel gaten.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Waar vind je vooral planten met veel huidmondjes?
A
Warme, droge gebieden
B
Warme, natte gebieden
C
Koele, droge gebieden
D
Koele, natte gebieden
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Bodemdeeltjes
In zand kunnen de wortels makkelijker doordringen en wordt zuurstof beter vastgehouden
In klei houdt de bodem beter water vast.
Slide 23 - Tekstslide
In wat voor een grondtype groeit een plant het beste?
A
Zand
B
Combinatie klei en humus
C
Combinatie humus en zand
D
Combinatie klei, zand en humus
Slide 24 - Quizvraag
Tolerantie
= vermogen van een organisme om schommelingen in een abiotische factor te verdragen.
Tolerantie van verschillende soorten vissen voor zuurstofgebrek. Het krijgen van zuurstof is bij deze vissen de beperkende factor (zonder kunnen ze niet leven).
Het tolerantiegebied is het gebied tussen de minimum en maximum waarde van een abiotische factor waarbij een soort kan leven.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Door klimaatverandering warmt de zee op. Voor sommige organismen wordt de temperatuur op een bepaalde plek onaangenaam. Wat verandert er voor vissen?
A
Het tolerantiegebied verschuift
B
Het verspreidingsgebied verschuift
Slide 27 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een abiotische factor die meespeelt in de menselijke tolerantie.
Slide 28 - Open vraag
Welk niveau van ecologie zie je hier?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu
Slide 29 - Quizvraag
Merels en mussen, die leven in hetzelfde bos, behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.