Woordenschat H5 - bekend woorddeel zoeken

Woordenschat H5
'een bekend woorddeel zoeken'
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Woordenschat H5
'een bekend woorddeel zoeken'

Slide 1 - Tekstslide

De vijf woordraadstrategieën

Zoek naar een synoniem

Omschrijving van het woord

Voorbeeld

Tegenstelling

Bekend woorddeel

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Een bekend woorddeel zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
  • Dit kan bij: 
  1. Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)

  2. Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
  3. Achtervoegsel (naamloos)

Slide 4 - Tekstslide

Zo zoek je een bekend woorddeel
  • Kijk welke delen van het woord jij al kent. 
  • Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
  • Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Slide 5 - Tekstslide

Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. 
Dan kan bij:

- Woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker.
Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.

- Woorden met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ongezond. Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus: niet gezond

- Woorden met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam, het heeft geen naam.

Hoe een bekend woorddeel zoeken?
Kijk welke delen van het woord jij al kent 
 Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her- 
Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld -vol, -loos 

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 7 - Tekstslide

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 8 - Quizvraag

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht
Het voorvoegsel on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 12 - Quizvraag

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 13 - Quizvraag

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 14 - Quizvraag

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 15 - Quizvraag

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 16 - Quizvraag

onrecht
A
niet
B
zonder

Slide 17 - Quizvraag

onschuld
A
niet
B
zonder

Slide 18 - Quizvraag

onvolledig
A
niet
B
zonder

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen:

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Maak van de volgende woorden een nieuw woord met een achtervoegsel. 

Slide 20 - Tekstslide

adem

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 21 - Open vraag

bedelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 22 - Open vraag

leugen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 23 - Open vraag

raadsel
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 24 - Open vraag

oost
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 25 - Open vraag

smaken
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 26 - Open vraag

tekenen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 27 - Open vraag

treuzelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 28 - Open vraag

Welk woord is een samengesteld woord?
A
aardrijkskunde
B
broodmes

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 30 - Quizvraag

is het woordje 'on' in 'oneens' een voorvoegsel?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+ achtervoegsel
B
een woord+ voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel 'anti-'
A
tegen
B
voor
C
zonder
D
opnieuw

Slide 33 - Quizvraag

is het woordje 'vol' in 'respectvol' een achtervoegsel?
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

Het achtervoegsel -loos betekent....
A
Zonder
B
Groot
C
Negatief
D
Min

Slide 35 - Quizvraag

Samenvatting
Je weet dat je de betekenis van moeilijke woorden kunt vinden door een bekend woorddeel te zoeken.

Dit kan bij:

  1. Samengestelde woorden (woorden die uit twee woorden bestaan.
  2. Woorden met een voorvoegsel (on-, her-, ...)
  3. Woorden met een achtervoegsel (-loos, -vol, ...)

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen
Maken H5 Oranje 'Woordenschat' -een bekend woorddeel zoeken
Startopdracht en opdracht 1 t/m 8

Slide 37 - Tekstslide