Par. 2.1 groepsvorming

par 2.1 groepsvorming
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

par 2.1 groepsvorming

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen
  • Ik ken verschillende typen bindingen
  • ik ken vormen van sociale controle
  • ik weet wat de samenleving bijeen houdt
  • Ik ken verschillende vormen van samenhang


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom staan deze mensen volgens jou samen op de foto?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

En deze kinderen?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

groepsvorming= kernconcept
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

bindingen:
  • Affectieve bindingen: emotionele bindingen
  • Cognitieve bindingen: gebied van kennis
  • economische bindingen: belangrijk voor het bestaan
  • politieke bindingen: nodig om de maatschappij te regelen
Mensen zijn afhankelijk van elkaar en daardoor met elkaar verbonden.
Er zijn vier typen bindingen.
Mensen hebben gevoelens voor elkaar. Liefde maar ook vriendschap. Denk aan familie, vrienden
1 persoon weet niet alles en is dus afhankelijk van anderen die dingen weten of uitzoeken voor ze, zoals doktoren, docenten, journalisten etc.
Om te bestaan hebben we andere nodig. Voor voedsel, om een huis te krijgen, voor vervoer etc.
De overheid heeft de macht dingen te regelen. Zorg, verkeer, belastingen etc. Dit noemen we collectieve goederen en diensten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Affectieve binding
Emotionele binding. Affectieve bindingen verwijzen naar gevoelens om ergens bij te horen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met wie heb jij een affectieve binding?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve binding
Binding op het gebied van kennis. Mensen zijn afhankelijk van anderen die hen iets leren.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem concrete voorbeelden van mensen waarmee jij een cognitieve binding kan hebben?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Economische binding
Binding die te maken heeft met werk, met goederen die nodig zijn voor het bestaan.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke binding
Binding die te maken heeft met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer en veiligheid.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Kinderen leren lezen met behulp van hun leerkracht.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Bij je vriendengroep heb je vaak het gevoel dat je er wel bij hoort.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kan een binding ook uit meerdere typen bindingen bestaan? Leg uit.

Slide 18 - Open vraag

Antwoord: zie filmpje

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

groepsvorming= kernconcept
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

ingroup
Mensen die tot de ingroup behoren. Er is dan sprake van insluiting. De groep mensen die tot de ingroup behoren hebben een gemeenschappelijke sociale identiteit. Ze hanteren groepsregels en hoe sterker ze zich verbonden voelen hoe meer ze zich aan de regels zullen houden.
outgroep
Wanneer mensen niet tot de groep behoren is er sprake van uitsluiting.  Over mensen van de outgroup bestaan vaak stereotypen en vooroordelen
een stereotype zijn vaststaande beelden die aan een hele groep worden toegeschreven. Bijv. domme blondjes, of Dikke Duitsers.
Vooroordelen zijn vooringenomen meningen over een groep mensen of persoon die niet gebaseerd zijn op feiten.
Wanneer het over groepen gaat komen er stereotypen uit voort.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ingroup
Mensen die bij de 
groep horen
Outgroup
Mensen die niet bij de groep horen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stereotypen
Vaststaande gegeneraliseerde beelden (beelden waar iedereen van de groep aan voldoet) en ideeën over een groep mensen (alle Nederlanders lopen op klompen).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke vrouw luistert er het liefst naar rockmuziek?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Het antwoord van de leerlingen is waarschijnlijk gebaseerd op een vooroordeel: mensen met tattoos zijn stoer en luisteren naar rockmuziek
Vooroordelen
Vooringenomen meningen over een groep mensen. Bijvoorbeeld: alle meisjes zijn zwak in wiskunde.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelen hier stereotype of vooroordelen een rol?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale controle
Om de groepsregels te handhaven, als mensen anderen ertoe brengen (of dwingen) zicht te houden aan de normen van de groep.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer mensen vanuit hun beroep of functie anderen op de regels wijzen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren vindt er sociale controle plaats op school?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welke sociale controle gaat het als een leerkracht een leerling voor de laatste keer waarschuwt.
A
Informele sociale controle
B
Formele sociale controle

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welke sociale controle gaat het als een buurvrouw haar buurman aanspreekt op de hondenpoep die de buurman niet opruimt?
A
Informele sociale controle
B
Formele sociale controle

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formele en informele groepen
Formele 
groepen
Informele 
groepen
  • Er is sprake van een hiërarchie
  • Alle leden van de groep hebben een rol
  • Regels zijn vastgelegd op papier
  • Er zijn doelen en normen voor de groep
  • Mensen kennen elkaar goed
  • Mensen voelen zich emotioneel verbonden met elkaar
  • Geen officiele of vastliggende afspraken

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het kernconcept groepsvorming een onderdeel van het hoofdconcept binding?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies