Katern4 H1§1 + start §2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

7.1

Lesdoelen

Je kunt toelichten dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen.

Je kunt met voorbeelden uitleggen wat ruilen over de tijd is.

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een stroomgrootheid en een voorraadgrootheid.

Je kunt uitleggen welke spaarmotieven er zijn.

Verschilt jou uitgavenpatroon nu ten opzichten van 5 jaar geleden?

Ja

Nee

Sparen is:

1. Het uitstellen van consumptie
2. Het naar je toe halen van consumptie

Spaar je ook?

1. Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
2. Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
3. Ik spaar bijna alles, ik koop eigenlijk heel weinig.

Wat is het nadeel van lenen?

1. Je moet rente betalen
2. Je moet alles terug betalen
3. Je hebt een schuld
4. Je moet accijns betalen

Lenen of sparen?

1. Lenen zorgt voor rente in de toekomst
2. Sparen schuift consumptie naar achteren
3. Sparen haalt consumptie naar voren
4. Lenen gaat ten koste van consumptie in de toekomst

In de volgende zin wordt zakgeld een keer als voorraad- en een keer als stroomgrootheid gebruikt. Geef dit aan.
'Ik krijg €12,- zakgeld per week. De hoeveelheid zakgeld in mijn spaarpot bedraagt €78,94.'

€12,- per week: per periode, dus stroomgrootheid. 

€78,94 in spaarpot: momentopname, dus voorraadgrootheid.

Bespreken

Opgave 3b en c en 5

Spaarmotieven

1.  Zekerheidsmotief = sparen uit voorzorg

2. Doelmotief = sparen met het doel om iets te kopen.

3. Vermogensmotief = vergroten vermogen door ontvangen
van rente

Sparen voor een auto =

1. Zekerheidsmotief
2. Doelmotief
3. Vermogensmotief

Meneer Kielstra spaart geld voor een weekend Munchen. Wat is het spaarmotief van Meneer Kielstra

1. Zekerheidsmotief
2. Vermogensmotief
3. Doelmotief

Henk spaart geld voor als zijn mobiel kapot gaat. Wat is zijn reden om te sparen?

1. Doelmotief
2. Zekerheidsmotief
3. Vermogensmotief

Aan het werk!

Katern 4 H1: opgave 10, 11 en 12