studieles woensdag 22 december 2021

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij de studieles van woensdag 22 december 2021

Welkom

- Hoe gaat het met de online lessen?

  Gaan er dingen mis? 

  Vind je het fijn/niet fijn?

-  Doen we morgen tijdens de quiz (online)

   een (voor jezelf gemaakte) lunch? 

-  Wat ga je in de vakantie allemaal doen?

Deze les

Hoe gaat het met de online lessen?

Doen we een lunch bij de quiz?

1. ja, leuk!
2. nee

Wat ga je in de vakantie doen?

In elke zin staat minstens één werkwoord, soms staan er meer werkwoorden in.

Die werkwoorden moet je juist kunnen benoemen. Het is of een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord

hww en zww

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.

In de zin is één werkwoord het belangrijkst.

Dat werkwoord noemen we het zelfstandig werkwoord.

voorbeeld:  Ik koop een nieuwe broek.

koop

is het enige werkwoord en daarmee het belangrijkste werkwoord en dat noemen we dan het zelfstandig werkwoord.

Staan er twee werkwoorden in de zin, dan is er één zelfstandig werkwoord en één hulpwerkwoord.

In dit geval is de persoonsvorm het hulpwerkwoord en het andere werkwoord het zelfstandig werkwoord.

voorbeeld: Ik heb een broek gekocht. 

                    heb is pv-hww - gekocht is zww

                    Ik wil een broek kopen.

Staan er drie werkwoorden in de zin, dan is er één zelfstandig werkwoord en zijn er twee hulpwerkwoorden.

Opnieuw is de persoonsvorm het hulpwerkwoord.

voorbeeld: Ik had mijn huiswerk moeten maken. 

had is pv dus het eerste hulpwerkwoord.

Ik haal had weg en maak een nieuw zinnetje met de andere twee werkwoorden:

Ik moet mijn huiswerk maken

De nieuwe persoonsvorm is het hulpwerkwoord.

maken is dus het zelfstandig werkwoord.

Staan er meer werkwoorden in de zin: dan herhaal je de vorige stap.

Dus: je haalt de persoonsvorm uit het zinnetje en je maakt een nieuwe zin met de overige werkwoorden.

De nieuwe persoonsvorm is dan hulpwerkwoord.

Ik zou dat gemaakt moeten hebben.

Ik heb dat moeten maken.

Ik moet dat maken.

Het zelfstandig werkwoord is: gemaakt

De hulpwerkwoorden zijn: zou, hebben, moeten

Hoeveel zelfstandige werkwoorden kunnen er in een zin staan?

1. 1
2. 2
3. 3

Hoeveel hulpwerkwoorden kunnen in een zin staan?

1. 1
2. 2
3. 3

Als er één werkwoord in de zin staat, dan is dat altijd een  .... werkwoord

Als er twee werkwoorden in de zin staan, dan is de persoonsvorm altijd een  .... werkwoord

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

Zij gelooft haar ouders altijd.

Is hij naar de winkel gegaan?

Wil jij de kat voer geven?

Zou jij dat willen doen?

De buurvrouw gaat straks wandelen.

Zij zou zoiets nooit gedaan hebben.

Zouden zij die grap verteld hebben?

Pieter heeft een vis gevangen.

- Maken Studyflow G2   (sommigen ook nog

  W3)

- Werken aan je boekopdracht/lezen

  (uitleg: huiswerk vandaag en bij di 11 jan) 

Aan de slag!

Was de uitleg voldoende?

😒🙁😐🙂😃

Noem twee dingen die je geleerd hebt deze les.

- Bespreken van het huiswerk (eerste    5 zinnen).

- Afmaken Studyflow W2 en W3.

  G2.1 maken

 

- klaar: lezen in je leesboek of werken

  aan je powerpointpresentatie.

Deze les

Maak een foto/screenshot van het gemaakte huiswerk en stuur dit in.

- Afmaken Studyflow W2 en W3.

 

- klaar: lezen in je leesboek of werken

  aan je powerpointpresentatie.

Aan de slag!

Wat is de werkwoordsvorm in onderstaande zin?

 

De geschrokken man gaf een schreeuw.

1. geschrokken vd
2. geschrokken bn

- Bespreken van het huiswerk.

  eerste vijf zinnen.

- g1b: presentatie Prowise 

           maken Studyflow G1 

- klaar: lezen in je leesboek of werken

  aan je powerpointpresentatie.

Deze les

Wat is de werkwoordsvorm van onderstaande zin?

 

Onderzoekend keek hij mij aan.

1. onderzoekend od
2. onderzoekend bn

Wat een superleuke verrassing!

Bedankt!

- g1b: maken Studyflow G1.

 

- klaar: lezen in je leesboek of werken

  aan je powerpointpresentatie.

Aan de slag!

Wat is de werkwoordsvorm van onderstaande zin?

 

Zo'n onderzoekende houding wordt erg gewaardeerd.

1. onderzoekende od
2. onderzoekende bn

Wat zijn de werkwoordsvormen van onderstaande zin?

 

Onderzoekend keek de geschrokken man mij aan.

1. onderzoekend od geschrokken vd
2. onderzoekend bn geschrokken vd
3. onderzoekend bn geschrokken od
4. onderzoekend od geschrokken bn

De (verroesten)...spijker.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een vd)

Het (bezetten)...land.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een vd)

De (wuiven)...prinses.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een od)

Een (inspireren)...voorbeeld.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een od)

Het ruikt hier naar (verbranden).. autobanden

1. verbrandde
2. verbrande

Gisteravond (verwachten).. ik een mailtje.

1. verwachtte
2. verwachte

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord

bijvoeglijk naamwoord

persoonsvorm

verleden tijd

Vorige week bereidde hij een maaltijd.

Vorige week heeft hij een maaltijd bereid.

De met liefde bereide maaltijd was lekker.

Waarom keek zij hem zo smekend aan?

Met een smekend gezicht keek hij haar aan

Hij bekladde het behang.

Het bekladde behang was verpest.

De kat lag spinnend op het kussentje.

Maak de opdrachten die bij het huiswerk van morgen staan.

Klaar: 

lees in je leesboek of werk aan je powerpointpresentatie.

Aan de slag!