1.
Aanleiding: een
actuele gebeurtenis die de schrijver gebruikt om de tekst aan te verbinden.
2.Afweging: na het noemen van voor/nadelen of voor/tegenargumenten bepaalt de schrijver wat het belangrijkste is.
3.Anekdote: een (waargebeurd en grappig) verhaaltje als illustratie.
4.Constatering: de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast.
5.Nuancering: een verfijning of kleine aanpassing van de bewering van de schrijver (meer details, preciezer).
6.Vraagstelling: de schrijver geeft aan welke vraag in (een deel van) de tekst centraal staat.