Les verbes en -re

Les verbes en -re
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Les verbes en -re

Slide 1 - Tekstslide

De uitgangen van de werkwoorden op -re in de présent:
A
s / s / - / ons / ez / ent
B
s / s / t / ons / ez /ent
C
s / es / s / ons / ez / ent
D
es / s / - / ons / ez / ent

Slide 2 - Quizvraag

présent:
Nous (vendre) ___ des glaces.
A
vend
B
vendent
C
vends
D
vendons

Slide 3 - Quizvraag

présent:
Ils (répondre) ___à mon mail.
A
répondent
B
réponde
C
répond
D
répondez

Slide 4 - Quizvraag

présent:
Je (perdre) ___ mon portable.

Slide 5 - Open vraag

présent:
Elle (attendre) ___ le métro

Slide 6 - Open vraag

passé composé:
Vous (perdre) ____ ____ votre sac?
A
avons perdu
B
avez perdu
C
avons perdé
D
avez perdré

Slide 7 - Quizvraag

passé composé:
Tu (répondre) ____ ____ à mon message.
A
a répondu
B
as répondré
C
as répondu
D
as repond

Slide 8 - Quizvraag

passé composé:
Jules (perdre) ___ ___ son chien.

Slide 9 - Open vraag

passé composé:
J'(entendre) ___ ___ le train arriver.

Slide 10 - Open vraag

Leerdoel: ik kan de werkwoorden op -re vervoegen (in de présent en de passé composé).
A
Ik snap het.
B
Ik heb nog herhaling nodig.

Slide 11 - Quizvraag

De présent. Vul het goede antwoord in:
Nous (attendre) le docteur.

Slide 12 - Open vraag

De présent. Vul het goede antwoord in:
Je (vendre) beaucoup de vêtements.

Slide 13 - Open vraag

De présent. Vul het goede antwoord in:
Mon frère (perdre) nos bagages.

Slide 14 - Open vraag

De présent. Vul het goede antwoord in:
Vous n (entendre) pas ce que le prof a dit.

Slide 15 - Open vraag

De présent. Vul het goede antwoord in:
Est-ce que tu (répondre) à ta mère?

Slide 16 - Open vraag

Passé composé
Tu (vendre)
A
a vendu
B
as vendru
C
as vendu
D
a vendré

Slide 17 - Quizvraag

Passé composé
vous (répondre)
A
êtes répondu
B
avez répondu
C
avez répondus
D
avez répondré

Slide 18 - Quizvraag

présent
Nous (perdre)
A
avons perdu
B
perdons
C
sommes perdus
D
perdent

Slide 19 - Quizvraag

Passé composé
Elle (attendre)
A
est attendu
B
a attendue
C
a attendru
D
a attendu

Slide 20 - Quizvraag

wij hebben gewacht
A
nous avons entendu
B
nous avons attendu
C
nous avons entendé
D
nous avons attendé

Slide 21 - Quizvraag

zij hebben verloren
A
ils sont perdus
B
ils ont perdu
C
ils a perdu
D
il a perdu

Slide 22 - Quizvraag

jij verkoopt

Slide 23 - Open vraag

ik antwoord

Slide 24 - Open vraag

u heeft gehoord

Slide 25 - Open vraag