Your homework was 28A, 28C and the sheet of paper I gave you. Let's check!
Slide 6 - Tekstslide
Grammar 1: past simple
Worked
Saw
Danced
Did
Slide 7 - Tekstslide
Who knows what the past simple is?
Tell me:
- What is it in Dutch?
- How do I form it?
When do I use it?
Slide 8 - Tekstslide
Grammar 1: past simple
De past simple is de verleden tijd.
Je gebruikt de past simple wanneer iets in het verleden gebeurt en ook gestopt is.
Slide 9 - Tekstslide
Grammar 1: past simple
Om de past simple te maken, voeg je -ed toe aan het werkwoord. Dit noem je de regular verbs:
I work - I worked
My mum likes - my mum liked
Slide 10 - Tekstslide
Grammar 1: past simple
Er zijn ook IRREGULAR VERBS. Dit zijn werkwoorden die helemaal veranderen in de verleden tijd. Dit staat op pagina 213 in je boek. Laten we hier eens samen naar kijken.