Persoonsvorm in de verleden tijd (deel 2)

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in verleden tijd 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in verleden tijd 

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
Marketingcommunicatie

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Agenda
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Evaluatie doelen
  • Evaluatie les

Slide 6 - Tekstslide

Wat weten we inmiddels van de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 7 - Open vraag

Noem in 4 stappen hoe je tot de juiste vervoeging van zwakke werkwoorden in de verleden tijd komt.

Slide 8 - Open vraag

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kan je het 't ex fokschaap toepassen.
  • Aan het einde van de les kan je Engelse werkwoorden in vt correct spellen.
  • Aan het einde van de les kan je Nederlandse en Engelse werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd correct spellen. 

Slide 9 - Tekstslide

Vanwege zijn goede examenresultaten (verwachten) hij snel een baan te vinden.
timer
0:20
A
Verwachtde
B
Verwachtten
C
Verwachtte
D
Verwachtde

Slide 10 - Quizvraag

De schoonmaakster (schrobben) de toiletten gronding uit.
timer
0:20
A
Schrobde
B
Schrobbte
C
Schrobbden
D
Schrobten

Slide 11 - Quizvraag

Vroeger (reizen) ik zelden met de trein, maar sinds ik een ov-kaart heb, doe ik het vaak.
timer
0:20
A
Reizde
B
Reiste
C
Reizte
D
Reisde

Slide 12 - Quizvraag

Doordat hij te veel tijd (besteden) aan uitgaan, kwam zijn studie in het gedrang.
timer
0:20
A
Besteede
B
Besteeden
C
Besteedde
D
Besteedden

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Het (verbazen) me dat hij te laat was, want hij is eigenlijk altijd op tijd

Slide 15 - Open vraag

De roofvogel (zweven) boven de weilanden en loerde naar een prooi.

Slide 16 - Open vraag

Ria (verhuizen) naar Hengelo, toen haar vader daar een baan kreeg.

Slide 17 - Open vraag

Addertjes onder het gras
  • Verbazen
  • Zweven
  • Verhuizen
  • Geloven
  • Beroven

Slide 18 - Tekstslide

Hoe zit het dan met Engelse werkwoorden?
Engelse werkwoorden vervoeg je net als Nederlandse werkwoorden.

Gebruik voor de verleden tijd gewoon 't ex-fokschaap

Laat de Engelse uitgangs-e staan, als je uitspraakproblemen krijgt: Saven - Ik savede / time - ik timede

Slide 19 - Tekstslide

Welke Engelse werkwoorden gebruiken wij in de Nederlandse taal?

Slide 20 - Woordweb

Schrijf de verleden tijd van faxen / whatsappen / deleten en snookeren in de Ik-vorm op.

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag
Had je tijdens de oefentoets een score van 75% of meer? 
  • Maak opdracht 1 (Ga naar de chatfunctie en klink de link aan)
  • Noteer je antwoorden in een word-document

Had je tijdens de oefentoets een score van minder dan 75%?
  • Maak opdracht 2 (Ga naar de chatfunctie en klink de link aan)
  • Noteer je antwoorden in een word-document

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 1:
  • Tessa / Luna
  • Quincy / Casper
  • Jarnic / Lennart
  • Mauritz / Omer
  • Lotte / Olivier
  • Ashley / Lotte
  • Mex

Opdracht 2:
  • Achraf
  • Meggie
  • Chess
  • Lars
  • Sven
  • Tygo

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kan je het 't ex fokschaap toepassen.
  • Aan het einde van de les kan je Engelse werkwoorden in vt correct spellen. 
  • Aan het einde van de les kan je Nederlandse en Engelse werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd correct spellen. 

Slide 24 - Tekstslide

Wat vond je van de les?+

Slide 25 - Woordweb