In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
V6
Thema
Arnhem
Les 3
De tijd van
steden en staten
Slide 1 - Tekstslide
welkom
1. vragen en herhaling
2. opdrachten
3. nabespreking en afronding
Slide 2 - Tekstslide
Po
nieuwe deadline is 9 oktober
Slide 3 - Tekstslide
welke docent is Vada?
A
meneer Dik
B
mevrouw Visser
C
mevrouw van Herwaarden
D
mevrouw Ouahi
Slide 4 - Quizvraag
We hebben het de vorige les over het hofstelsel en het prille bestaan van Arnhem gehad. Welk kenmerkend aspect hoorde daar het meest bij?
A
de verspreiding van het christendom in heel Europa
B
Het ontstaan van de verspreiding van de islam
C
de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 5 - Quizvraag
We hebben het de vorige les over het hofstelsel en het prille bestaan van Arnhem gehad. Welk tijdvak hoorde daar bij?
A
De tijd van jagers en boeren
B
de tijd van Grieken en Romeinen
C
de tijd van monniken en ridders
D
de tijd van steden en staten
Slide 6 - Quizvraag
Arnhem is ontstaan aan de Rijn
A
waar
B
niet-waar
Slide 7 - Quizvraag
Tot welk domein behoorde Arneym?
A
abdij van Prüm
B
abdij van Elten
C
Graaf van Gelre
D
zowel a, b als c
Slide 8 - Quizvraag
de middelen van bestaan van de bewoners van de nederzetting in de 6e en 7e eeuw langs de St-Jansbeek:
A
Handel
B
landbouw en veeteelt en handwerk
Slide 9 - Quizvraag
Werenfidus van Elst was een Ierse monnik van de Benedictijner orde. Welk ka past bij hem?
A
de verspreiding van het christendom in heel Europa
B
Het ontstaan van de verspreiding van de islam
C
de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 10 - Quizvraag
"In de 12de eeuw moet Arnhem al een redelijk omvang bereikt hebben met nijverheid" Welk ka past hier bij?
A
de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
B
de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
C
het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben