Les d.d. 14-12-22

Liebe Schüler der klasse Tv2d
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Liebe Schüler der klasse Tv2d

Slide 1 - Tekstslide

Buch dabei?

Slide 2 - Tekstslide

LERNZIELE

Aan het einde van deze les weet je:
* Grammatik A, B und C

 

Slide 3 - Tekstslide

Planung:
Wiederholung Grammatik A, Kapitel 2
Aufgabe
Grammatik B
Aufgabe
Grammatik C
Aufgabe

Slide 4 - Tekstslide

Het zwakke werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Hoe worden deze dan vervoegd???????

Persoonlijk voornaamwoord
                        +
                     stam
                        +
                  uitgang

Slide 8 - Tekstslide

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  wandern > wander

Slide 9 - Tekstslide

het persoonlijk voornaamwoord
1. ich
2. du
3. er/sie/es

1. wir
2. ihr
3. sie/Sie

Slide 10 - Tekstslide

Nu volgen de vervoegingen

Slide 11 - Tekstslide

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

LET OP!
Eindigt de stam op een -d of een -t, dan komt er een extra -e voor de uitgang in de tegenwoordige tijd bij du, er, sie, es en ihr,  bijvoorbeeld melden en antworten




Slide 14 - Tekstslide

LET OP!
Eindigt de stam op een sisklank (s, z, x, ß) dan krijg je bij du in de O.T.T. alleen een -t als uitgang. 
Bijvoorbeeld:

du tanz t
du setz t



Slide 15 - Tekstslide

 Aufgabe 1, Seite 62

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Grammatik B, telwoorden t/m 1000

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aufgabe 4, Seite 64

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Grammatik C, modale hulpwerkwoorden,
werkwoorden die een extra betekenis aan de zin toevoegen
-----> iets mag, kan of moet

Slide 22 - Tekstslide

Er zijn 6 modale hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen

Slide 23 - Tekstslide

Wissen is geen modaal hulpwerkwoord, maar de vervoeging lijkt op die van de modale hulpwerkwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Möchten wordt in plaats van wollen gebruikt, als je opeen beleefde manier wilt uitdrukken dat je iets graag wilt

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

Aufgabe 9, Seite 67

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide