Mens en Omgeving- Schoonmaak en onderhoud

Mens en Omgeving


 Schoonmaak en onderhoud
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Mens en Omgeving


 Schoonmaak en onderhoud

Slide 1 - Tekstslide

Het voordeel van een schoonmaakplan is dat je efficiënter werkt.
Wat betekent efficiënt werken.
A
Dat je doelgericht werkt, niets vergeet en eerder klaar bent.
B
Dat je veel geld bespaart tijdens het schoonmaken.

Slide 2 - Quizvraag

Het voordeel van een schoonplan is dat je efficiënter werkt.
Je noteert in dit plan:
  • Wat je moet schoonmaken.
  • Wanneer je moet schoonmaken.
  • Hoe je het moet schoonmaken.
  • Welke schoonmaakmiddelen en -materialen je nodig hebt.
  • Wie het moet schoonmaken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent schoonmaakfrequentie?
A
Wat je moet schoonmaken?
B
Hoe vaak je iets moet schoonmaken?
C
Wie het moet schoonmaken?
D
Waarom je het moet schoonmaken?

Slide 4 - Quizvraag

Schoonmaakfrequentie betekent dus hoe vaak je iets moet schoonmaken. We kennen: 
  • Dagelijkse werkzaamheden: werk dat 1x per dag gedaan wordt.
  •  Wekelijkse werkzaamheden: werk dat 1x per week gedaan wordt.
  • Periodieke werkzaamheden: werk dat 1x per week gedaan wordt.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de schoonmaakfrequentie?
Ga naar de volgende vraag en sleep de juiste schoonmaakfrequentie naar de juiste werkzaamheden.

Slide 6 - Tekstslide

Vloeren stofwissen
Deuren
Afvalzakken legen
Ramen zemen
Dagelijks
wekelijks
Dagelijks
Periodiek

Slide 7 - Sleepvraag

Dagelijks
Wekelijks
periodiek

Slide 8 - Sleepvraag

Tijdens het schoonmaken werk je in een vaste volgorde. ( vaste werkvolgde)
  • Hiermee  voorkom je dat je onderdelen die je hebt schoongemaakt opnieuw vies maakt.

Slide 9 - Tekstslide

Bij vaste werkvolgorde gelden 3 regels:
  1. Werk van boven naar beneden. ( bijv. eerst kast afstoffen, daarna stofzuigen)
  2.  Werk van schoon naar vies ( bijv. eerst woonkamer poetsen, daarna keuken en als laatst toilet)
  3. Werk van droog naar nat ( bijv. eerst vloer stofzuigen en daarna vloer moppen)

Slide 10 - Tekstslide

Je moet een klaslokaal schoonmaken. Je moet stofzuigen en dweilen. Wat doe je eerst?
A
Stofzuigen
B
Dweilen

Slide 11 - Quizvraag

Je moet een kast schoonmaken.
Wat doe je als eerste?
A
Je stoft eerst de bovenste planken af
B
Je stoft eerst de onderste planken af

Slide 12 - Quizvraag

Je moet de toiletruimte schoonmaken. Wat maak je als eerste schoon?
A
De WC- bril
B
De Wc-pot
C
De deurklink
D
De wasbak

Slide 13 - Quizvraag

Er was een bingo voor ouderen. In welke volgorde maak je nadien de ruimte schoon?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de juiste schoonmaakvolgorde?
1
2
3
4
Vloer dweilen
Tafels afnemen
Spelletjes en kopjes opruimen
Vloer stofwissen of vegen.

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is de juiste schoonmaakvolgorde?
1
2
3
4
Spinrag plafond verwijderen.
Bed verschonen.
Vloer droog reinigen
Vloer nat reinigen

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Op een fles schoonmaakmiddel staat dit pictogram. Wat betekent het?
A
Ontplofbaar.
B
Ontvlambaar
C
Dodelijk

Slide 18 - Quizvraag

Welk pictogram geeft aan dat een schoonmaakmiddel giftig is.
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent dit pictogram.

A
Corrosief of bijtende stof.
B
Agressief en ontvlambare stof.

Slide 20 - Quizvraag