U4 les 4

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Lundi 18 mars
Les objectifs pour aujourd'hui :

- Jij kunt de woorden van Apprendre 1 en 2 in zinnen aanpassen;
- Jij kunt de juiste voorzetsel gebruiken voor een stad en voor een land;
- Jij kunt een tekst over een woonomgeving begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

L'exercice 4B, page 120
Tu as fait l'exercice 4B, page 120.

Maintenant, on corrige !

Slide 3 - Tekstslide

Phrase/ zin numéro 1
  • "au" is de combinatie van 2 woorden:
  • à + le = au
  • dus: is het zelfstandig naamwoord naar "au"mannelijk? vrouwelijk? meervoud?
  • mannelijk ("le")
  • faire du shopping?
  • winkelen
  • au centre-ville, on peut faire du shopping

Slide 4 - Tekstslide

Phrase/ zin numéro 2
  • nous habitons = quel verbe/ welke werkwoord?
  • habiter = wonen; nous habitons ?
  • nous habitons = wij wonen
  • étage ?
  • verdieping
  • wonen / verdieping... welke woord gaat goed mee?
  • d'? 
  • de = van; met klinkerbotsing = d'
  • le premier étage d'un immeuble

Slide 5 - Tekstslide

L'exercice 4B, page 120
  • 1 centre-ville = stadscentrum
  • 2 un immeuble = een flatgebouw
  • 3 une station de métro = metrostation
  • 4 les magasins = winkels
  • 5 faire du vélo = fietsen
  • 6 la plage = strand
  • 7 les voitures = auto's
  • 8 circulation = verkeer

Slide 6 - Tekstslide

Paris est une ville; Amsterdam est une ville; Barcelone est une ville... qu'est-ce que c'est, "une ville"?

Slide 7 - Open vraag

Dis le nom d'une ville (pas Paris, Amsterdam ou Barcelone !)

Slide 8 - Woordweb

La France est un pays; le Maroc est un pays... qu'est-ce que c'est, "un pays"?

Slide 9 - Open vraag

Dis le nom d'un pays (pas la France ou le Maroc !)

Slide 10 - Woordweb

Je vais en France. Je vais à Paris. Wanneer gebruik jij "à" en wanneer gebruik jij "en"?

Slide 11 - Woordweb

À / en / au / aux
Wanneer gebruik je welke?



Exemple
À Paris
En France


Stad / dorp
à
Land
en / au / aux

Slide 12 - Tekstslide

Land (pays): en / au / aux
Wanneer gebruik je welke?




Vrouwelijk (eindt op "e")
en
Mannelijk
au (à + le)
Meervoud             aux (à + les)

Slide 13 - Tekstslide

Land (pays): en / au / aux
Vrouwelijke land: eindt op "e":
La France
La Belgique

= je gebruikt "en"
Je vais en France.

Slide 14 - Tekstslide

Land (pays): en / au / aux
Meervoud land: eindt op "s":
Les Etats-Unis (US)

= je gebruikt "aux"
Je vais aux Etats-Unis.

Slide 15 - Tekstslide

Land (pays): en / au / aux
Mannelijk land: eindt niet op "s" en ook niet op "e":
Le Canada.

= je gebruikt "au"
Je vais au Canada.

Slide 16 - Tekstslide

J'habite .... Paris
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 17 - Quizvraag

Je vais .... Egypte
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 18 - Quizvraag

Tu vas .... aux Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 19 - Quizvraag

La classe lit un texte
La classe lit le texte "moi, j'habite à...", page 121 dans le livre.

Slide 20 - Tekstslide

Les exercices sur le texte
Tu fais tous (alle) les exercices pages 120, 122 et 123.

Niet klaar in de les? Het wordt extra huiswerk voor vrijdag.

Slide 21 - Tekstslide