3.4 E Woordformules


Hoofdstuk 3 Assenstelsel
3.4 E Woordformules
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Hoofdstuk 3 Assenstelsel
3.4 E Woordformules

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Huiswerk bespreken.
  • Terugblikken.
  • Woordformules -> instructie.
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opgave 35.
Meer vragen? 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblikken grafiek tekenen
De bovenste rij is de horizontale as.
De onderste rij is de verticale as. 
Zet de getallen uit de tabel in de grafiek.
Teken een vloeiende lijn door de punten.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt rekenen met woordformules.

Slide 5 - Tekstslide

Woordformules
a. Wat krijgt zij als vast bedrag? 
     € 10,-

b. Hoeveel krijgt ze per rondje? 
    € 4,-

c. Hoeveel voor 5 rondjes?
    5 x € 4,- + € 10,- = € 30,-
€ 10,00
a
b
c

Slide 6 - Tekstslide

Aantal rondjes
0
1
2
3
4
5
bedrag in € 
10
14
18
22
26
30
+1
+1
+1
+1
+1
Welke regelmaat zie je bij het bedrag?
Er komt elke keer 4 bij.

Slide 7 - Tekstslide

Aantal rondjes
0
1
2
3
4
5
bedrag in € 
10
14
18
22
26
30
bedrag = 10 + 4 x aantal rondjes.
bedrag = 4 + 10 x aantal rondjes.
Sleep dit vakje naar de juiste som!

Slide 8 - Sleepvraag

Woordformule
bedrag = 10 + 4 ∙ aantal rondjes is een woordformule.

  • Een woordformule is een som met meer dan 1 uitkomst.
  • Je stopt er elke keer een andere waarde in. Hier: aantal rondjes.
  • Er zit regelmaat in de uitkomsten.

Slide 9 - Tekstslide

Sara bestelt kaarten. De woordformule die hierbij hoort is:

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Welk bedrag is het vaste bedrag?
A
4
B
0,50

Slide 10 - Quizvraag

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Wat is het bedrag per kaart?
A
0,50
B
4

Slide 11 - Quizvraag

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?
A
40,50
B
45,-
C
9,50
D
9,-

Slide 12 - Quizvraag

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?
4+0,5010=
4+5=9

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Leren:
Theorie E op blz. 167

Maken:
opg. 37, 38, 39, 40, 41 op blz. 169

Klaar? Kijk je werk na.
Dit is huiswerk voor dinsdag 3 december.




timer
5:00
b1g
b1j

Slide 14 - Tekstslide

Weektaak:
din: toets
woe: 3.3 D opg. 32 t/m 35
vrij: 3.4 E opg. 37 t/m 41

Slide 15 - Tekstslide

Welke stap wordt vaak vergeten bij het tekenen van een grafiek in een assenstelsel?
A
Het tekenen van een assenstelsel
B
Het tekenen van de lijn door de punten
C
Het zetten van namen bij de assen

Slide 16 - Quizvraag

Wat wordt er bedoelt met gelijke stapgrootte?
A
Gelijke stapgrootte is het aantal hokjes dat je gebruikt voor je assenstelsel
B
Gelijke stapgrootte betekend dat de getallen langs de assen telkens met dezelfde hoeveelheid groter worden, dus bijvoorbeeld +2
C
Gelijke stapgrootte betekend dat langs de assen er altijd stapjes van 1 worden gemaakt.

Slide 17 - Quizvraag