Taxi rijdt in Tiel op inzinkbare afsluiting. Op de Westluidensestraat in Tiel, pal voor restaurant Stroop en Suiker, vond vrijdag rond 13:00 uur een eenzijdig ongeval plaats. Een taxi reed bovenop een inzinkbare paal.Bij de aanrijding ontstond aan de voorkant van de auto behoorlijk wat schade én de airbags werden geactiveerd. Een vrouw die als passagier in de taxi zat is nagekeken door de ambulancedienst, maar hoefde niet mee naar het ziekenhuis.‘Niet de eerste keer’Volgens omwonenden is het niet de eerste keer dat er problemen zijn met de palen die voor een autoluwe binnenstad moeten zorgen. Volgens getuigen stond de paal de hele ochtend naar beneden en is niet duidelijk hoe de aanrijding kon gebeuren.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.
Huiswerk controleren: blz.92-93.
Taxi rijdt in Tiel op inzinkbare afsluiting. Op de Westluidensestraat in Tiel, pal voor restaurant Stroop en Suiker, vond vrijdag rond 13:00 uur een eenzijdig ongeval plaats. Een taxi reed bovenop een inzinkbare paal.Bij de aanrijding ontstond aan de voorkant van de auto behoorlijk wat schade én de airbags werden geactiveerd. Een vrouw die als passagier in de taxi zat is nagekeken door de ambulancedienst, maar hoefde niet mee naar het ziekenhuis.‘Niet de eerste keer’Volgens omwonenden is het niet de eerste keer dat er problemen zijn met de palen die voor een autoluwe binnenstad moeten zorgen. Volgens getuigen stond de paal de hele ochtend naar beneden en is niet duidelijk hoe de aanrijding kon gebeuren.
Slide 1 - Tekstslide
lingecollege.sharepoint.com
Slide 2 - Link
lingecollege-my.sharepoint.com
Slide 3 - Link
Lesplanning
- lezen
- LessonUp met uitleg over figuurlijk taalgebruik
- oefenen
- zelfstandig werken
Slide 4 - Tekstslide
Woorden van de week
Doelen van de les
Uitleg
Oefenen
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Lesdoelen komende lessen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
Ik kan de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
Slide 7 - Tekstslide
figuurlijk taalgebruik
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 10 - Quizvraag
In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.
Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.
Slide 11 - Tekstslide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ook wel beeldspraak genoemd
Slide 12 - Tekstslide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 13 - Tekstslide
UITDRUKKINGEN
- combinatie van woorden die samen een eigen,
soms figuurlijke, betekenis hebben
- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 15 - Quizvraag
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 16 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.
Slide 17 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.
Slide 18 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.
Slide 19 - Quizvraag
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.
Slide 21 - Quizvraag
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik? 'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik
Slide 22 - Quizvraag
Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Blz. 96-97.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.