Kwadraten - les 2: Wortels

Welkom!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les...

Slide 2 - Tekstslide


62=
A
36
B
12
C
6
D
72

Slide 3 - Quizvraag


(4)2=
A
-16
B
16

Slide 4 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?
-42 = - 4 · 4 = - 16 
Er staat een min voor het kwadraat, dus we berekenen eerst het      kwadraat en dan zetten we er een min voor.
(-4)2 = -4 · -4 = 16
We doen de -4 in het kwadraat, dus -4 · -4. Bedenk dan weer de rekenregels: negatief · negatief = positief, dus het antwoord is 16. 

Slide 5 - Tekstslide


42=
A
-16
B
16

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?
Een kwadraat (2) betekent een getal keer zichzelf:
42 = 4 · 4 = 16
32 = 3 · 3 = 9

Slide 7 - Tekstslide

Deze les:
Je weet wat wortels zijn en kunt wortels berekenen.
Je kan sommen met een wortel oplossen via de rekenvolgorde. 

Slide 8 - Tekstslide

We weten:
+ en - zijn elkaars tegenovergestelde:
8 + 2 = 10
10 - 2 = 8

· en : zijn elkaars tegenovergestelde:
2 · 3 = 6
6 : 3 = 2

Slide 9 - Tekstslide

+ en -
· en : 

Slide 10 - Tekstslide

Wortel
Op dezelfde manier is de wortel het tegenovergestelde van het kwadraat: 



Bij een wortel stellen we onszelf de vraag: "welk getal keer zichzelf maakt het getal onder de wortel?"
42=16
16=4

Slide 11 - Tekstslide

Wortel
Het wortel teken ziet er als volgt uit. Op de plek van het vraagteken zetten we het getal waarvan we de wortel nemen.



Wellicht ken je het merk in de afbeelding links die gebruik maakt van dit teken. 



[?]

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden:


Het is dus belangrijk om de kwadraten goed te kennen, dan herken je de wortels eerder! 
1=1
25=5
9=3
16=4
36=6
4=2

Slide 13 - Tekstslide


121=
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 14 - Quizvraag


36=
A
5
B
18
C
6
D
36

Slide 15 - Quizvraag


64=
A
8
B
32
C
64
D
16

Slide 16 - Quizvraag


400=
A
2
B
200
C
2000
D
20

Slide 17 - Quizvraag

De rekenvolgorde:
1. Haakjes
2. Kwadraten / wortels
3. keer / gedeeld door
4. optellen / aftrekken

Slide 18 - Tekstslide

Rekenvolgorde voorbeeld
De wortel gaat voor de plus.
9+25=
9+5=14

Slide 19 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten in je schrift, geef het antwoord in de lesson up. 

Slide 20 - Tekstslide


9+25=

Slide 21 - Open vraag


925=
925=
925=
925=

Slide 22 - Open vraag


(25)2=

Slide 23 - Open vraag


25+2136=

Slide 24 - Open vraag


36252900=

Slide 25 - Open vraag

Volgende les:
Nakijken van deze opdrachten in je schrift. 
Daarna: rekenen met letters

Slide 26 - Tekstslide