-42 = - 4 · 4 = - 16
Er staat een min voor het kwadraat, dus we berekenen eerst het kwadraat en dan zetten we er een min voor.
(-4)2 = -4 · -4 = 16
We doen de -4 in het kwadraat, dus -4 · -4. Bedenk dan weer de rekenregels: negatief · negatief = positief, dus het antwoord is 16.