Nederlands woordenschat
1 / 14
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waar zijn ze aan het produceren?
A
B
C
D
Slide 2 - Quizvraag
Sommige virussen zijn heel erg hardnekkig.
Wat betekent hardnekkig?
Wat betekent hardnekkig?
A
Heel ernstig
B
Heel heftig
C
Iets dat snel voorbij gaat
D
Iets dat niet snel voorbij gaat
Slide 3 - Quizvraag
Wat is antibiotica?
A
Paracetemol
B
Ibuprofen
C
Geneesmiddel tegen bacteriële infectie
D
Besmetting
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een infectie?
Slide 5 - Open vraag
Op welke foto zie je de betekenis van het woord: massaal
A
B
C
D
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het synoniem van een alternatief?
A
Een andere mogelijkheid
B
Dezelfde mogelijkheid
C
Meerdere mogelijkheden
D
3 dezelfde mogelijkheden
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het mechanisme?
A
De manier waarop de wereld in elkaar zit & werkt
B
De manier waarop een apparaat in elkaar zit & werkt
C
De manier waarop het schoolsysteem in elkaar zit & werkt
D
De manier waarop medicijnen werken
Slide 8 - Quizvraag
Noem voorbeelden van iets wat magisch is:
Slide 9 - Open vraag
Wat is het synoniem van het resultaat?
A
De winst
B
Het geld
C
De opbrengst
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
"De moeite waard zijn"
"De moeite waard zijn"
A
Nodig zijn
B
Niet bruikbaar zijn
C
Niet nodig zijn
D
Bruikbaar zijn
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
"Sterker nog"
"Sterker nog"
A
Beter nog
B
Slechter nog
C
Anders nog
Slide 12 - Quizvraag
Een antibiotica doet wonderen.
Wat betekent: "doet wonderen".
Wat betekent: "doet wonderen".
A
Helpt erg niet
B
Helpt erg snel
C
Helpt erg goed
D
Helpt erg langzaam
Slide 13 - Quizvraag
Welke uitdrukking hoort bij "zonder zich te schamen"
A
Doet wonderen
B
Zonder blikken of blozen
C
Zonder aarzelen
D
Met blikken of blozen
