eco-pro1-les7en8-omzet analyse

Omzet analyse
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Omzet analyse

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Aan het einde van de les weet ik wat afzet en omzet is.
  • Aan het einde van de les kan ik winst van een bedrijf berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Omzet
Omzet is het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door het verkopen van producten of diensten. Het is een belangrijke maatstaf voor hoe goed een bedrijf presteert, omdat het laat zien hoeveel geld er binnenkomt door de verkopen.

Formule voor omzet:
Omzet=Verkoopprijs per product×Aantal verkochte producten

Slide 3 - Tekstslide

Belang van omzet
Inzicht in de prestaties van een bedrijf: Een hoge omzet betekent meestal dat een bedrijf veel verkoopt, wat een goed teken kan zijn.

Om kosten te dekken: Omzet helpt een bedrijf om vaste kosten, zoals huur en lonen, en variabele kosten, zoals grondstoffen, te betalen.

Winst berekenen: Winst is wat overblijft van de omzet nadat alle kosten zijn afgetrokken. Dus zonder omzet, is er geen winst.

Slide 4 - Tekstslide

Afzet
Afzet is het totale aantal producten dat een bedrijf verkoopt in een bepaalde periode. Het gaat dus om de hoeveelheid verkochte goederen of diensten, niet om het geldbedrag dat daarvoor wordt ontvangen (dat is de omzet).

Voorbeeld van afzet: Als een winkel in een maand 200 T-shirts verkoopt, dan is de afzet 200 stuks.

Slide 5 - Tekstslide

Belang van afzet
  1. Inzicht in de verkoopprestaties: De afzet laat zien hoe populair een product is. Een hogere afzet betekent dat een product goed verkoopt.
  2. Basis voor omzetberekening: De afzet is een belangrijke factor bij het berekenen van de omzet, omdat de omzet gelijk is aan de verkoopprijs maal de afzet (het aantal verkochte producten).
  3. Beheren van de voorraad: Als de afzet hoog is, moet het bedrijf genoeg voorraad hebben om aan de vraag te voldoen. Een lage afzet kan betekenen dat de voorraad te groot is, wat ook kosten met zich meebrengt.

Slide 6 - Tekstslide

Verschil afzet en omzet
Het is belangrijk om te onthouden dat omzet en winst niet hetzelfde zijn. De omzet is het totale bedrag dat binnenkomt, terwijl winst het geld is dat overblijft na aftrek van alle kosten.

Slide 7 - Tekstslide

Verkoopopbrengst
De verkoopopbrengst is het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten of diensten. Het is een ander woord voor omzet en geeft aan hoeveel geld een bedrijf binnenhaalt door zijn verkopen.

Formule voor verkoopopbrengst:
Verkoopopbrengst= Verkoopprijs per product × Aantal verkochte producten


Slide 8 - Tekstslide

Hoe bereken ik het nettoresultaat?
Het nettoresultaat is de winst of het verlies van een bedrijf nadat alle kosten zijn afgetrokken van de omzet. Dit resultaat laat zien hoeveel geld er uiteindelijk overblijft voor het bedrijf nadat alles is betaald, zoals de kosten van productie, personeel, belastingen en andere uitgaven.

Formule voor nettoresultaat:
Nettoresultaat=Omzet−Alle kosten

Slide 9 - Tekstslide

Doel nettowinst
Nettowinst is het bedrag dat overblijft nadat alle kosten van de inkomsten zijn afgetrokken. 

Het laat zien hoeveel winst een bedrijf daadwerkelijk maakt.

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Inkoopwaarde

De inkoopprijs van de verkochte producten.

Slide 12 - Tekstslide

Brutowinst

Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet.

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Formule:
Omzet
 inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-

-

Slide 15 - Tekstslide

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 17 - Quizvraag

Brutowinst =
A
Omzet - inkoopwaarde
B
Inkoopwaarde - omzet

Slide 18 - Quizvraag

Omzet = €110
Inkoopwaarde = €30,-
Brutowinst=....
A
€140,-
B
€80 verlies
C
€80,- winst
D
30x110 = €3.300,-

Slide 19 - Quizvraag

Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
A
€1.500,-
B
€500,-
C
-€500,-
D
-€1.500,-

Slide 20 - Quizvraag

Wat bereken je met de formule
afzet x verkoopprijs?
A
omzet
B
toegevoegde waarde
C
nettowinst
D
brutowinst

Slide 21 - Quizvraag

Omzet =
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x brutowinst
C
afzet x nettowinst
D
afzet x inkoopprijs

Slide 22 - Quizvraag

Afzet= 50 stuks Prijs per stuk = €10,-
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....

A
€300,-
B
€2.050,-
C
€290,-
D
€500,-

Slide 23 - Quizvraag

In de voetbalkantine worden op een goede zaterdag 700 tosti's gekocht voor €1,50 per stuk. Inkoopkosten zijn €0,50 per stuk. Aan verzekeringen is de vereniging €150 kwijt en aan overige kosten €300. Wat is de nettowinst of nettoverlies van de voetbalkantine?
A
€250 nettowinst
B
€400 nettowinst
C
€600 nettowinst
D
€700 nettowinst

Slide 24 - Quizvraag

Bedrijfskosten

Alles wat een bedrijf betaalt voor de productie van goederen en diensten.

Slide 25 - Tekstslide

Nettowinst
Het bedrag dat overblijft als de bedrijfskosten zijn afgetrokken van de brutowinst.

Slide 26 - Tekstslide

Verlies
Het tekort nadat de bedrijfskosten zijn afgetrokken van de brutowinst.

Slide 27 - Tekstslide

Formule:
Omzet
 inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-

-

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de nettowinst:
A
de brutowinst - de bedrijfskosten
B
de bedrijfskosten - de brutowinst
C
de brutowinst + de bedrijfskosten
D
de bedrijfskosten + de brutowinst

Slide 29 - Quizvraag

Je spreekt van verlies als de nettowinst ......... is dan €0.
A
groter
B
kleiner

Slide 30 - Quizvraag

Brutowinst is €500,- Mijn bedrijfskosten zijn €300,-
Nettowinst = ...
A
€ 800,-
B
- € 200,-
C
€ 200,-
D
-€ 800

Slide 31 - Quizvraag

Brutowinst is € 8.000,-
Bedrijfskosten zijn €1.000,-
Nettowinst = ...
A
€ 9.000,-
B
€ 7.000,-
C
-€ 7.000,-
D
-€ 9.000,-

Slide 32 - Quizvraag

Joris kan door efficiënter te werken de bedrijfskosten in zijn bedrijf verlagen met € 4.500 per jaar. De brutowinst stijgt uiteindelijk met € 4.200.
Wat is het effect op de nettowinst?
A
De nettowinst stijgt met € 8.700
B
De nettowinst daalt met € 8.700
C
De nettowinst stijgt met € 4.500
D
De nettowinst blijft gelijk

Slide 33 - Quizvraag

Restaurant spel
je krijgt als groepje een kopie (staat in je magister huiswerk)van het restaurant spel.

Vul deze in met de kennis die je vandaag hebt opgedaan en email het naar je economie docenten je pgp docent.

Slide 34 - Tekstslide

Praktische opdracht
In je huiswerk staat de reactie van Meneer Sloover over het budget (omzet) dat we vanuit school beschikbaar hebben voor de schooldisco.

Is dit budget voldoende?

Slide 35 - Tekstslide

E-mails sturen
We moeten erachter komen wat we gaan uitgeven. Dat wordt deels bepaald door de zorg en welzijn klassen. 

Zij bepalen wat er aan eten en drinken wordt geserveerd tijdens de disco. Dit bepaald deels of het budget toerijkend is

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Schrijf een e-mail
Schrijf een e-mail waarin je vraagt wat de z&w klassen nodig denken te hebben qua budget voor het eten en drinken

Zet in de mail wanneer je het antwoord nodig denkt te hebben.

Slide 38 - Tekstslide

Wat doe je met de mail?
Stuur de mail naar de docent
De docent beoordeeld deze mail
Zet de mail ook in je logboek.

Slide 39 - Tekstslide

Doel?
Doel bijstellen of niet?

Slide 40 - Tekstslide

Volgende les
Dan denken we na over dingen die we kunnen organiseren tijdens de schooldisco voor leerlingen die niet zo van dansen houden.

Misschien kun je alvast wat bedenken!

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 43 - Tekstslide