Dag allemaal! Pak een pen+ potlood en rekenmachine. GEEN LAPTOP OP TAFEL
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Dag allemaal! Pak een pen+ potlood en rekenmachine. GEEN LAPTOP OP TAFEL
Slide 1 - Tekstslide
Dag allemaal! Pak een pen+ potlood en rekenmachine. GEEN LAPTOP OP TAFEL
Slide 2 - Tekstslide
Dag allemaal! Ga op de juiste plek zitten. Zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek + rekenmachine op tafel hebt liggen. GEEN LAPTOP!
Slide 3 - Tekstslide
KLAAR?
Ga vast leren voor het SO NASK1 die je in de toetsweek krijgt!
H3.1 t/m H3.3
Slide 4 - Tekstslide
H3.3 - Nettokracht
Slide 5 - Tekstslide
Waar hebben we het de vorige les over gehad?
Slide 6 - Woordweb
Wat is de nettokracht?
A
de sterkste kracht in de tekening
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de krachten die overblijft als je samenwerkende krachten optelt en tegengestelde krachten van elkaar afhaalt .
Slide 7 - Quizvraag
Andere benaming voor nettokracht is
A
Resultante kracht
B
veer kracht
C
Somkracht
D
Optelsomkracht
Slide 8 - Quizvraag
Wat is er aan de hand als de nettokracht 0N is?
A
Het voorwerp valt
B
Het voorwerp versnelt
C
Het voorwerp staat stil
Slide 9 - Quizvraag
Het blokje is in evenwicht en trilt niet. Wat kun je dan vertellen over de krachten?
A
Fv is groter dan Fz
B
Fv is gelijk aan Fz
C
Fv is kleiner dan Fz
Slide 10 - Quizvraag
De richting van de nettokracht is naar...
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel Newton is de netto kracht als de krachten in evenwicht zijn?
A
1 N
B
0 N
C
10 N
D
0,1 N
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de normaal kracht?
A
De kracht die normaal aanwezig is
B
De kracht die vanuit de ondergrond op een voorwerp werkt
C
alle krachten bij elkaar opgeteld
Slide 13 - Quizvraag
Waar staat de pijl omhoog voor?
A
De omgekeerde kracht
B
De normaal kracht
C
de duwkracht
D
De gewoonkracht
Slide 14 - Quizvraag
2 krachten zijn in evenwicht als:
A
De krachten even groot zijn en dezelfde richting hebben
B
De krachten even groot zijn en een tegengestelde richting hebben
C
De krachten verschillen van grootte en richting
D
De krachten verschillen van grootte, maar wel dezelfde richting hebben.
Slide 15 - Quizvraag
Noem een situatie waarbij de nettokracht 0 Newton is.
Slide 16 - Open vraag
Een vaas staat op tafel. Hier werkt een normaalkracht en een zwaartekracht op. a) Waar zit het aangrijpingspunt van de normaalkracht? b) Welke kant wijst de pijl van de normaalkracht op?
Slide 17 - Open vraag
twee krachten in evenwicht
In deze situatie houden de krachten elkar in evenwicht. Ze trekken even hard aan de zak, maar in tegenovergestelde richtingen. Daardoor gebeurt er niets: de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Fv
Fz
Slide 18 - Tekstslide
De normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht.
In stilstaande situatie heft de normaalkracht de zwaartekracht op
De nettokracht is dan..... Newton
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Nettokracht
Bepaal de grootte en richting van nettokracht?
F links = 110 N
F rechts = 76 N
Nettokracht =?
Richting =?
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de opdrachten van H3.3 - 1, 2, 3, 4, 6, 8, 10
Hoe? Je mag fluisterend overleggen.
Hoe lang? Tot het einde van de les.
Klaar? Maak de test jezelf van H3.3 af.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Beantwoord de volgende vragen!
a) Wat is Nettokracht?
b) Geef een voorbeeld van een situatie waarbij de nettokracht 0 Newton is.
c) Hoe kun je nettokracht berekenen?
Slide 25 - Tekstslide
Welke krachten werken er als:
a) De boot stil hangt boven het water?
b) De boot langzaam in het water zakt.
c) De boot in het water drijft.
Slide 26 - Tekstslide
Opwaartse kracht
Een boot wordt met een hijskraan in het water gelaten.
Als de boot in de lucht hangt wordt de kracht van de boot gedragen door de spankracht op de kabels => Bij evenwicht: Fz = Fspan
Als de boot het wateroppervlakte raakt, ondersteunt het water de boot. Dit heet de opwaartse kracht => De kabels hoeven steeds minder gewicht te dragen
Er geldt: Fz = Fspan + Fopw
Hoe verder de boot in het water zakt => hoe groter de opwaartse kracht
Als de boot drijft, hangen de kabels slap => Evenwicht => Fz = Fopw
Slide 27 - Tekstslide
Een oma loopt achter een kinderwagen, zij duwt met 30N. Het waait de luchtweerstand is 80N. Een scholier stapt van zijn fiets en helpt de oma met 60N. De rolweerstand is 10N. Wat is de netto kracht?