H4.1 | De wereld in oorlog

H4.1 | De wereld in oorlog

Opdrachten 1 t/m 8 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4.1 | De wereld in oorlog

Opdrachten 1 t/m 8 

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1a
Welke drie landen hoorden bij de asmogendheden?
  • Duitsland, Italië en Japan.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1b
Gebruik leertekst 4C uit hoofdstuk 3. Welk voordeel hadden Stalin en Hitler door het niet-aanvalsverdrag?
– Stalin 
  • kon tijd rekken om zich voor te bereiden op de oorlog / kon zijn land uitbreiden met een stuk van Polen.
– Hitler 
  • kon een deel van Polen en West-Europa veroveren zonder door de SU te worden aangevallen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2a
Gebruik leertekst 3A uit hoofdstuk 3. Wat was de appeasementpolitiek?
  • De Britse en Franse politiek van niet ingrijpen maar toegeven aan Hitler om de vrede te bewaren.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Opdracht 2b
Wanneer kwam er een einde aan de appeasementpolitiek? Leg je antwoord uit.
  • In september 1939, na de Duitse inval in Polen: Frankrijk en Groot-Brittannië grepen toen wél in en verklaarden Duitsland de oorlog.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2c
Gebruik leertekst 2B uit hoofdstuk 2. Leg uit dat de Blitzkrieg heel anders was dan de loopgravenoorlog van de Eerste Wereldoorlog.
  • Bij de Blitzkrieg (= snelle oorlog) rukte het Duitse leger snel op. Bij de loopgravenoorlog lag het front stil.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2d
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog had Groot-Brittannië twee bondgenoten: Frankrijk en Rusland. Leg uit dat dit aan het einde van 1940 heel anders was. Vul hiervoor de zinnen aan.
De Sovjet-Unie had 
  • een niet-aanvalsverdrag gesloten met Duitsland
en Frankrijk 
  • was veroverd door Duitsland.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
Aan het begin van de oorlog volgden de gebeurtenissen elkaar snel op.
t Onderstreep de woorden in de leertekst die beschrijven wanneer iets gebeurde. Eén voorbeeld is gegeven.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4
➔ Leg uit welke gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog deze kaart laat zien.
Doe dit door:
– het bijpassende begrip te noemen
– en daarna met een onderdeel van de bron je antwoord toe te lichten.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4
➔ Leg uit welke gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog deze kaart laat zien.
Doe dit door:
– het bijpassende begrip te noemen
  • Slag om Engeland (1940)
  • Battle of Britain (1940)
– en daarna met een onderdeel van de bron je antwoord toe te lichten.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
– en daarna met een onderdeel van de bron je antwoord toe te lichten.
  • Je ziet veel lijnen van het noorden van Duitsland naar Groot-Brittannië. Dit past bij de luchtaanvallen die vanuit Duitsland op Groot-Brittannië werden uitgevoerd.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Opdracht 5a
Gebruik leertekst 2A uit hoofdstuk 3. Leg uit wat Hitler bedoelde met ‘Lebensraum’.
  • Leefruimte voor het Duitse volk, die Hitler wilde krijgen door gebied in het oosten te veroveren.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 5b
De Slag om Stalingrad was een keerpunt in de oorlog. Wat wordt bedoeld met het woord ‘keerpunt’?
  • Een belangrijke verandering.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 5c
Leg uit waarom de Slag om Stalingrad een keerpunt was.
  • Tot deze slag had het Duitse leger veel gebied veroverd, maar na deze slag kon de SU het Duitse leger langzaam maar zeker terugdringen.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 5d
Noem een tweede gebeurtenis die volgens jou een keerpunt was in de Tweede Wereldoorlog.
  • De aanval op Pearl Harbor, want vanaf dat moment gingen de VS meevechten en had Duitsland er opeens een sterke vijand bij.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 6a
Maak de zinnen af.
– De SU sloot zich aan bij de geallieerden na
  • de inval door Duitsland (Operatie Barbarossa).
– De VS sloten zich aan bij de geallieerden na
  • de Japanse aanval op Pearl Harbor.
– De geallieerden bestonden eind 1941 uit de SU, de VS en
  • Groot-Brittannië

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6b
De SU leed tijdens de Tweede Wereldoorlog veel meer schade en verloor veel meer mensenlevens dan de VS. Bedenk hiervoor een
verklaring.
  • De SU moest op eigen grondgebied vechten tegen Duitsland. De VS hadden (afgezien van de aanval op Pearl Harbor) niet te maken met aanvallen in eigen land.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7
Gebruik ook leertekst 1A. Wie waren tijdens de Tweede Wereldoorlog de leiders van de volgende landen?
– Duitsland: Adolf Hitler
– Groot-Brittannië: Winston S. Churchill
– Sovjet-Unie: Josef Stalin
– Verenigde Staten: Franklin D. Roosevelt

Slide 21 - Tekstslide

De 'Grote Drie' (febr. 1945)

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 8
➔ Leg uit dat de situatie in de bron een gevolg is van Operatie Barbarossa.
➔ Leg ook uit of dit een gevolg is op korte termijn of op lange termijn.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 8
➔ Leg uit dat de situatie in de bron een gevolg is van Operatie Barbarossa.
Operatie Barbarossa was de naam van de Duitse inval in de Sovjet-Unie in 1941. Daarna was de Sovjet-Unie dus in oorlog, waardoor een tekort ontstond aan voedsel in steden als
Leningrad.
 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 8
➔ Leg ook uit of dit een gevolg is op korte termijn of op lange termijn.
Dit is een gevolg op korte termijn: de situatie in de bron ontstond tijdens de Duitse invasie van de Sovjet-Unie, die begon in 1941 en die in 1942 nog bezig was.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Huiswerk
H4.1 | De wereld in oorlog
Lezen blz. 120 en 121;
maken opdrachten 9 t/m 13


Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 9
 Geef bij alle gebeurtenissen hieronder het juiste jaartal. Soms moet je voor het examen ook de maand en de dag kennen: die staan er in deze lijst al bij.
– Inval van Duitsland in Polen: 1 september 1939
– Operatie Barbarossa: 1941
– Aanval op Pearl Harbor: 7 december 1941
– Slag om Stalingrad: 1942 - 1943



Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 9
– D-day: 6 juni 1944
– Overgave van Duitsland: 8 mei 1945
– Bombardement op Hiroshima en Nagasaki: augustus 1945
    6 augustus 1945 - Hiroshima
    9 augustus 1945 - Nagasaki


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Opdracht 11
Leg uit dat D-day een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog was.
  • Vanaf dat moment moest Duitsland vechten op twee fronten en werd het snel zwakker. Het werd het ook vanuit het westen teruggedrongen. Het was dus een grote verandering.


Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 12a
In welke volgorde gaven de asmogendheden zich over? Vul de juiste landen in.
Eerst ,
vervolgens
en ten slotte
  • Eerst Italiëvervolgens Duitsland en ten slotte Japan.


Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 12b
Welk nieuw wapen speelde een belangrijke rol bij de overgave van Japan?
  • De atoombom.


Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Opdracht 13
➔ Zet de drie foto’s in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
Doe het zo:
Eerst ..., vervolgens ... en ten slotte ... (vul nummers in).
  • Eerst .6., vervolgens .8. en ten slotte .7..


Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
4.2 Nederland in de Tweede Wereldoorlog
Lees blz. 123 - 125
maken opdrachten 1 t/m 9


Slide 36 - Tekstslide