Massa en massaverhoudingen

Massa's en massaverhoudingen

Les 3 3havo
HS4 paragraaf 3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Massa's en massaverhoudingen

Les 3 3havo
HS4 paragraaf 3

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan reactievergelijking
  1. Stel reactieschema op
  2. Vervang elke stofnaam door de bijbehorende formule
  3. Stel de kloppende reactievergelijking op
  4. Controleer of de reactievergelijking klopt 

Slide 2 - Tekstslide

Reactieschema maken
Koolstof reageert met zuurstof tot koolstofmono-oxide
1: welke stof(fen) is/zijn de beginstoffen
2: welke stof(fen) is/zijn de eindproducten
Maak je reactieschema     (met + -> )

koolstof + zuurstof (g) -> koolstofmono-oxide

Slide 3 - Tekstslide

Reactievergelijking maken
Je begint met je reactieschema:
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofmono-oxide (g)

Stoffen eronder zetten
C (s) + O2 (g) --> CO (g)

Kloppend maken
2 C (s) + O2 (g) -->2  CO (g)

Slide 4 - Tekstslide

Totale massa koe = 750 kg
Vlees = 500 kg
Botten = ? kg

Koe → Vlees + Botten
750 kg → 500 + ?
750 kg = 500 + ?

Slide 5 - Tekstslide

Wet van behoud van massa


- De massa voor de pijl is gelijk aan de massa na de pijl

Wielen = 2,5 kg
Ketting = 1,0 kg
Zadel = 0,75 kg
Trappers = 0,25 kg
Frame = 12 kg
Fiets = 16,5 kg

Slide 6 - Tekstslide

Oefening
Bij de verbranding van methaan met zuurstof ontstaat er koolstofdioxide en waterdamp.
Er verbrand 580 gram methaan met 1160 gram zuurstof. Hierbij is bekend dat er 450 gram water ontstaat. 

Slide 7 - Tekstslide

Bij de verbranding van methaan met zuurstof ontstaat er koolstofdioxide en waterdamp.
Maak het reactieschema.

Slide 8 - Open vraag

Methaan(g) + Zuurstof(g) → Koolstofdioxide(g) + Water(g)
Er verbrand 580 gram methaan met 1160 gram zuurstof. Hierbij is bekend dat er 450 gram water ontstaat.
Bereken hoeveel gram koolstofdioxide er ontstaat.

Slide 9 - Open vraag

Wet van behoud van massa
Massa van de beginstoffen = Massa van de reactieproducten

Slide 10 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.

Slide 11 - Tekstslide

HCl (g) + NH3 (g) -> NH4Cl (s)
3,6 mg + 1,7 mg -> X mg
Welk getal moet op de plaats van X?
A
1,7
B
2,65
C
3,6
D
5,3

Slide 12 - Quizvraag

Fe(s) + S(s) -> FeS(s)
Verhouding van de atomen is 1 : 1
Massaverhouding 55,9 : 32,1
Massa's van atomen  kun je aflezen in een periodiek systeem

Slide 13 - Tekstslide

Het periodiek systeem

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
massa's van beginstoffen samen = massa van de reactieproducten samen
                              3 g             =           3 g
                          6 ton             =         6 ton
                   
a  +  b --> c
5 g + 11 g --> 16 g
         a  -->  b    +    c    +    d
17 mg  --> 3 mg  + 5 mg + 9 mg

Slide 16 - Tekstslide

wet van behoud van massa

aluminium (s)   +  zuurstof (g)   --> aluminiumoxide (s)

9  g              +             ?          =                  17 g

?           +           80 kg           =            170 kg
gassen hebben ook massa!

Slide 17 - Tekstslide

wet van behoud van massa
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) ->  salmiak (s)

             3,6  mg        +      1,7  mg    ->     ......                                                        
7,2  kg     +   ............  kg     ->    10,6  kg                           

Slide 18 - Tekstslide

stoffen reageren met elkaar in een constante massaverhouding

koolstof (s)   +   zuurstof (g).     ->   koolstofdioxide (g)
3   g           :              8  g       ->                                         

Voor elke soort reactie is de massaverhouding anders!!!!!
rekenvoorbeelden => (Boek)

Slide 19 - Tekstslide

Molverhouding
Dit gaat over aantallen (moleculen) die reageren

De aantallen haal je uit de coefficienten in de reactievergelijking

(verder in het boek)

Slide 20 - Tekstslide

massaverhouding
koolstof (s)   +   zuurstof (g).     ->   koolstofdioxide (g)
            3            :           8     

 30 gram koolstof, hoeveel zuurstof reageert er?
477 Kg koolstof, hoeveel zuurstof reageert er?                                     

gebruik verhoudingstabellen !


koolstof
zuurstof
      3
    8
477
(477 x 8 ) : 3
kruislings vermenigvuldigen

Slide 21 - Tekstslide

aluminium (s)   + zuurstof (g)  -> aluminiumoxide (s)
         9        :     8                                                

Hoeveel gram aluminium reageert er met 25 g zuurstof?


aluminium
zuurstof
   9
   8
   25

Slide 22 - Tekstslide

aluminium (s)   + zuurstof (g)  -> aluminiumoxide (s)
         9        :     8                                                

Hoeveel gram aluminium reageert er met 25 g zuurstof?


aluminium
zuurstof
   9
   8
(9 x 25) : 8
   25

Slide 23 - Tekstslide

             Hoeveel zuurstof reageert er met 26 gram ijzer?
Hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er dan?




                                        ijzer   +    zuurstof  ->  ijzeroxide
massaverhouding         31     :       10           ->         :   41
IJzer
zuurstof

Slide 24 - Tekstslide

             Hoeveel gram zuurstof reageert er met 26 gram ijzer?
Hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er dan?




                                        ijzer   +    zuurstof  ->  ijzeroxide
massaverhouding         31     :       10                      -> 41
IJzer
zuurstof
  31
   10
 26
 (10 x 26)
 : 31 = 8,4 g

Slide 25 - Tekstslide

                  rekenen met de wet van behoud van massa
rekenen met massaverhoudingen
koolstof (s)   +   zuurstof (g) ->   koolstofdioxide (g)
3   g         :      8 g     ->                             
Hoeveel gram zuurstof reageert met 20 gram koolstof?
Hoeveel koolstofdioxide ontstaat er dan?

     


vorige les
koolstof
zuurstof
  3
  8
 20

Slide 26 - Tekstslide

vandaag leer je een overmaat uit te rekenen

Daarvoor gebruik je wat we vorige les geleerd hebben.
= wet van behoud ven massa
= rekenen met massa verhoudingen

Slide 27 - Tekstslide

We hebben 22 g koolstof en 55 g zuurstof.
We houden een stof over, want dit is niet de perfecte verhouding (3:8).     Hoeveel houd je over?

koolstof (s)   +   zuurstof (g) ->   koolstofdioxide (g)
        3   g         :      8 g              ->              
koolstof
zuurstof
  3
  8
 22
koolstof
zuurstof
  3
  8
 55
gebruik nu 2 tabellen!!

Slide 28 - Tekstslide

We hebben 22 g koolstof en 55 g zuurstof.
We houden een stof over, want dit is niet de perfecte verhouding (3:8).    
overmaat?

koolstof (s)   +   zuurstof (g) ->   koolstofdioxide (g)
        3   g         :      8 g              ->              
koolstof
zuurstof
  3
  8
 22
22 x 8 : 3 = 59
koolstof
zuurstof
  3
  8
3 x 55 : 8 = 21
 55
gebruik nu 2 tabellen!!
<- deze kan niet, te weinig zuurstof

                                       deze kan wel ->
je houdt 22 - 21 = 1 gram koolstof over = overmaat

Slide 29 - Tekstslide

aluminium     +      zuurstof  --> aluminiumoxide
9        :          8                              17  
Je hebt 210 g  aluminium  en  230 g zuurstof.
Welke stof is er in overmaat aanwezig?
Hoeveel gram is je overmaat?
overmaat gevraagd?  gebruik 2 tabellen!!
aluminium
zuurstof
  9
  8
210
aluminium
zuurstof
   9
   8
230

Slide 30 - Tekstslide

aluminium     +      zuurstof  --> aluminiumoxide
9        :          8                              17  
Je hebt 210 g  aluminium  en  230 g zuurstof.
Welke stof is er in overmaat aanwezig?  zuurstof

Hoeveel gram is je overmaat?
230 - 187 = 43 g


overmaat gevraagd?  gebruik 2 tabellen!!
aluminium
zuurstof
  9
  8
210
(210 x 8)  : 9 =  187
aluminium
zuurstof
   9
   8
(9 x 230 ) : 8 = 259
230

Slide 31 - Tekstslide