Stambomen

V2
Onderzoek naar erfelijkheid in de familie

Stambomen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

V2
Onderzoek naar erfelijkheid in de familie

Stambomen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Stambomen
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen individuen hebben, welk gen dominant is welk gen recessief.
* Als twee ouders met gelijk genotype een nakomeling krijgen met een afwijkend genotype, zijn beide ouders heterozygoot voor deze eigenschap (Aa)
* De nakomeling is dan homozygoot recessief voor deze eigenschap (aa)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.



0%
25%
50%
75%
100%

Slide 5 - Sleepvraag


Stambomen
Welke is dominant?  
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief
C
Dat is niet met zekerheid te zeggen

Slide 6 - Quizvraag

In een stamboom is een rondje een
A
Man
B
Vrouw

Slide 8 - Quizvraag

Wat is af te lezen uit een stamboom?
A
De tijd sinds het ontstaan van de aarde.
B
In welke klasse je een organisme kunt plaatsen.
C
Uit welke voorouders bepaalde organismen zich hebben ontwikkeld.

Slide 9 - Quizvraag


12. Stamboom
Bekijk de stamboom. In de stamboom worden mannen met een vierkantje aangegeven en vrouwen met een rondje.

Welk verband is er tussen 2 en 10?
A
Moeder en dochter
B
Vader en zoon
C
Oma en kleindochter
D
Opa en kleinzoon

Slide 10 - Quizvraag

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 11 - Quizvraag

Welk genotype is homozygoot dominant?
A
aa
B
Aa
C
arAr
D
AA

Slide 12 - Quizvraag

Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Welk allel is dominant; leg uit hoe je dat kunt zien?
A
blond; dat is bij haarkleur van honden ook zo
B
blond: beide ouders zijn zwartharig en hebben een kind met blond haar
C
zwart; dat komt het meeste voor
D
zwart; beide ouders zijn zwartharig en hebben een dochter met blond haar (andere fenotype)

Slide 14 - Quizvraag

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 15 - Quizvraag

Welk gen is dominant?
A
A = Met sproeten
B
a = zonder sproeten
C
Dat kan je hier niet uit bepalen

Slide 16 - Quizvraag

Dominant of recessief?

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer komt een recessief allel tot uiting in het fenotype?
A
Als er ook een dominant allel aanwezig is
B
Als er geen dominant allel aanwezig is
C
Als er geen ander allel aanwezig is
D
Nooit

Slide 18 - Quizvraag

Homozygoot dominant x homozygoot recessief geeft ...... % heterozygoot
A
25
B
50
C
75
D
100

Slide 19 - Quizvraag

AA
Aa
aa
Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot

Slide 20 - Sleepvraag