Het is al lang, heel lang geleden, wel meer dan 26 eeuwen. Eenzaam stroomde de rivier de Tiber van de bergen door een moerassige vlakte naar de zee. Op een paar uur afstand van de rivier lag het stadje Alba Longa, waar koning Numitor regeerde. Al het land tot aan de Tiber noemde hij het zijne. Helaas, het zou niet altijd het zijne blijven. Zijn jongere broer Amulius kwam in opstand tegen hem en joeg hem van de troon om er zelf op te gaan zitten. Numitor had geen zoons die konden helpen om hem het koningschap terug te laten krijgen. Wel had hij een dochter, Rhea Silvia, maar die moest van Amulius, de nieuwe koning, het heilige vuur onderhouden in de Tempel ter ere van Godin Yesta. De vrouwen die werkte in de tempel mochten van Amulius nooit trouwen. Dus Rhea Silvia ook niet. Dit betekende dat Numitor nooit een kleinzoon zou kunnen krijgen, waardoor zij nooit hun grootvader kouden kunnen wreken. En Amulius veilig op de troon kon blijven zitten.
In stilte trouwde Rhea Sivlia toch en Numitor kreeg toch twee kleinzoons. Vier jaar nadat Amulius Numitor van de troon had gestoten werden de twee kleuters geboren, twee flinke jongens. Wat was de moeder blij, maar o, wat was ze ook angstig! Want als Amulius het eens ontdekte… En ach, Amulius ontdekte het. De arme moeder liet hij doden. En de twee jongetjes? Ook daarmee had hij geen medelijden. Die moesten in de rivier de Tiber verdronken worden. Dan zouden ze nooit de macht terug kunnen grijpen van Amulius.
In een mandje werden de jongetjes in de rivier gegooid. De golven droegen de broers weg, in de richting van de zee. Tussen de wortels van een boom bleef de mand echter steken. En toen het water weer zakte, stonden de kleine jongens op het droge. Ze huilde luid van de kou en honger. Een wolvin vind de twee jongetjes en nam de twee jongens, net zoals een poes haar jongen droeg, mee in de bek naar haar hol. Ze beschermde hen met haar lichaam tegen de koude van de nacht en tegen de rondsluipende roofdieren.
Later in de tijd kwam daar een herder, Faustulus, in de buurt. Waar hij de kleinen ontdekte. Nu was de taak van de moederwolf afgelopen, want Faustulus nam de taak nu op zich. Hij droeg de jongens naar zijn woning en zijn vrouw. Ze namen de twee jongens op in hun gezin en verzorgde ze samen met hun andere 12 kinderen.
Romulus en Remus noemde zij de jongens. En in de eenvoudige herdershut groeide de jongens op tot fikse mannen. Al snel kon je echter merken dat het geen gewone herdersjongens waren. Hun ogen glansden van de sterke wil, die in hen zat, hun lichaam sterk en groot. Niemand die hen overtrof in verstand, moed en lichaamskracht. Zij waren de baas in alles. Zij waren de aanvoerders, eerst in de kinderspellen met andere jongens, maar later ook bij het jagen op roofdieren en roverbendes. In een van deze gevechten tegen de roverbendes werden ze gevangen genomen door de rovers en beschuldigd dat ze zelf zouden stelen. Zo werden naar de stad gebracht, waar ze Numitor tegen kwamen. Lang keek Numitor hen aan zonder iets te zeggen. Hij vroeg naar hun namen en de jongens antwoorde. “Hoe oud zijn jullie dan?” Vroeg Numitor. “18 jaar antwoorde de heren tegelijk”. “Zijn jullie broers?” voegde Numitor daar aan toe. Ze knikte bevestigend en vertelde dat ze tweeling waren. “Wie is jullie vader vroeg Numitor door.” “Fautulus is onze pleegvader, spraken de jongens. We zijn vondelingen, gevonden aan de oever van de Tiber. Toen wist Numitor het zeker, dit waren zijn kleinzonen, Romulus en Remus, de zonen van zijn eigen Dochter Rhea Silvia.
Wijs mij de plek waar jullie gevonden zijn, vroeg Numitor. Zo gezegd zo gedaan, de jongens brachten hun opa naar de oever van de Tiber. Numitor strekte zijn hand en sprak verder: “Dit land wordt van jullie, jullie eigen stuk grond.” Bouw hier jullie eigen stad, ik zal je helpen en geven wat je nodig hebt. Wie van mijn onderdanen Alba Longa wil verlaten, kan hier komen wonen bij jullie. Steeds meer mensen trokken naar het gebied van Romulus en Remus, maar de stad had nog steeds geen naam. Moest de stad naar Romulus gaan heten of naar Remus? Wie van de twee moest er koning worden? Deze vragen zorgde voor een enorm gevecht tussen de twee mannen, waarbij Remus om het leven kwam. De stad aan de Tiber werd vernoemd naar Romulus, Rome. En het wapen van de stad werd het beeld van de wolvin, als een herinnering aan de liefde van een dier die voor de jongens heeft gezorgd.