In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
stereochemie
Slide 1 - Tekstslide
Cis-trans isomerie
Lesdoel:
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen structuurisomeren en stereoisomeren
Je kunt omgaan met naamgeving koolwaterstofmoleculen
Je kunt cis- en transisomeren herkennen en benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Ruimtelijke structuur speelt een belangrijke rol bij isomerie. Je kent structuurisomerie: zelfde molecuulformule, andere structuurformule.
De atomen zitten in een andere volgorde aan elkaar verbonden.
Bv.: 2-fluorpropaan en 1-fluorpropaan
3V en 4V
Slide 3 - Tekstslide
Het kan ook zijn dat verschillende moleculen dezelfde molecuulformule hebben én dat de atomen in dezelfde volgorde aan elkaar verbonden zijn (zeg maar dezelfde structuurformule). Toch verschillen ze in ruimtelijke bouw, je kunt ze niet precies op elkaar leggen. We noemen dit stereoisomerie.
Slide 4 - Tekstslide
Welke van de onderstaande stoffen is een structuurisomeer van hex-2-een
A
1,2-dimethylcyclobutaan
B
hexaan
C
2-methylpentaan
D
2-methylpenta-1,3-dieen
Slide 5 - Quizvraag
Koolstof met 4 bindingen: methaan
Zo tekenen we het
Zo bouwen we de 3D structuur
Zo tekenen we de 3D structuur
Slide 6 - Tekstslide
Ethaanmoleculen hebben alleen maar enkelvoudige atoombindingen. Deze enkelvoudige bindingen zijn vrij draaibaar. Rondom elk van beide C-atomen in ethaan is er sprake van omringingsgetal 4 en dus een tetraëdrische structuur.
molecuulbouw: draaibare bindingen
Slide 7 - Tekstslide
Moleculen van etheen (1), ethyn (2) en cyclohexaan (3) hebben starre bindingen. Deze bindingen zijn niet draaibaar.
Voorbeelden van starre bindingen zijn: dubbele binding, drievoudige binding en een ringstructuur.
molecuulbouw: starre bindingen
Slide 8 - Tekstslide
Welke ruimtelijke structuur heeft een etheenmolecuul rondom beide C-atomen?
A
lineair
B
plat vlak
C
tetraëdrisch
D
dat verschilt per
C-atoom
Slide 9 - Quizvraag
Welke ruimtelijke structuur heeft een ethynmolecuul rondom beide C-atomen?
A
lineair
B
plat vlak
C
tetraëdrisch
D
dat verschilt per
C-atoom
Slide 10 - Quizvraag
cis-trans
Het verschil tussen structuurisomeren en stereo-isomeren.
Starre bindingen in koolwaterstoffen.
Cis-trans isomerie.
Cis-trans isomerie voorspellen aan de hand van de structuurformule.
Slide 11 - Tekstslide
Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.
Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.
Cis & trans isomeren
Slide 12 - Tekstslide
aan beide C-atomen van de C=C binding zijn twee verschillende (groepen van) atomen gebonden
Slide 13 - Tekstslide
molview openen
Slide 14 - Tekstslide
Trans
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
één van de genoemde groepen boven en de andere onder de dubbele binding zit.
cis
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
allebei de genoemde groepen boven óf allebei onder de dubbele binding zitten
Cis & trans isomeren
Slide 15 - Tekstslide
Bij welk van deze twee stoffen is er sprake van cis/trans isomerie?
A
alleen bij trichlooretheen
B
alleen bij
1,1-dichlooretheen
C
bij allebei
D
bij geen van beiden
Slide 16 - Quizvraag
Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.
Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.
trichlooretheen
Slide 17 - Tekstslide
Bij één van onderstaande stoffen is er sprake van cis/trans isomerie. Bij welke stof is dat?
A
1,2-dichloorethyn
B
1,2-dichloorethaan
C
1,1-dichlooretheen
D
but-2-een
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Ook een ringstructuur is een starre binding.
Teken alle C-atomen in een plat vlak. De andere atomen steken dan aan de bovenkant en onderkant van de ring uit.
Als er twee C-atomen in de ring zijn die twee verschillende (groepen van) atomen gebonden hebben, is er weer sprake van cis/trans isomerie.
Slide 20 - Tekstslide
De cis-isomeer is links afgebeeld en de trans-isomeer rechts.
Het verschil breng je in de stofnaam aan door voor de naam cis- of trans- te zetten.
Slide 21 - Tekstslide
Geef de systematische naam van het afgebeelde molecuul. Houd rekening met eventuele cis/trans isomerie.
Slide 22 - Open vraag
Bij één van onderstaande stoffen is er sprake van cis/trans isomerie. Bij welke stof is dat?
A
1,2-dichloorethyn
B
1,2-dichloorethaan
C
1,1-dichlooretheen
D
but-2-een
Slide 23 - Quizvraag
De geurstof geraniol komt in rozen voor. De moleculen hebben twee C=C bindingen (A en B). Bij welke van deze bindingen is er sprake van cis/trans isomerie?
A
alleen bij A
B
alleen bij B
C
bij allebei
D
bij geen van beiden
Slide 24 - Quizvraag
Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.
Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.
geraniol
Slide 25 - Tekstslide
je hoeft hier nu niet te zien of dit de cis of trans vorm is. Wel moet je eventueel een andere stereo-isomeer kunnen tekenen.
geraniol
Slide 26 - Tekstslide
2 verschillende polen: δ- en δ+ (samen neutraal)
Een dipoolmolecuul: een molecuul dat aan de ene kant een ẟ⁺ lading heeft en aan de andere kant een ẟ⁻ lading
Polaire binding: atoombinding waarbij het ene atoom harder aan de gemeenschappelijke elektronenpaar trekt dan het andere
Ruimtelijke structuur bepaalt of een molecuul een dipool is (Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul
dipool
Slide 27 - Tekstslide
Het kookpunt van cis-1,2-dichloor-etheen is 333 K en het kookpunt van trans-1,2-dichlooretheen is 322 K (zie Binas 42B). De reden voor het hogere kookpunt van cis-1,2-dichlooretheen is...
A
sterkere vanderwaalsbindingen tussen de moleculen
B
sterkere atoombindingen tussen de atomen in de moleculen
C
sterkere dipool-dipool bindingen tussen de moleculen
D
sterkere waterstofbruggen tussen de moleculen
Slide 28 - Quizvraag
Want............De ruimtelijke structuur bepaalt of een molecuul een dipool is (Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul
Micro- en macroniveau
Slide 29 - Tekstslide
Teken de structuurformules van de koolwaterstoffen van opdracht 51 en upload een foto van de structuren hier
Slide 30 - Open vraag
Huiswerk
par 12.5: opdrachten over cis-trans 51, 53 en 58
van 51 heb je alle structuren al getekend,
ga nu na of er cis-trans isomeren bij zitten!
en... maak de tetraëder modellen (knippen, vouwen en plakken)