toetsbespreking H2 + 4

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Toetsbespreking 1HA3
PW H2 + H4

Slide 2 - Tekstslide

Algemeen: let op breien!
Wat is breien?
Breien gebeurt als je stappen in je berekening aan elkaar schrijft.
Voorbeeld: 3 + 5 = 8 × 3 = 24


Wat is hier dan fout aan?
Het =-teken betekent 'is gelijk aan'.
In het bovenstaande voorbeeld schrijf je dan op dat 3 + 5 gelijk is aan 8 × 3.
Dat klopt natuurlijk niet, want eigenlijk zeg je 8 = 24.


Hoe moet ik het dan opschrijven?
Het liefste als één berekening. Dit is het snelst en kost het minste ruimte.
(3 + 5) × 3 = 24

Vind je dit nog moeilijk, schrijf het dan als twee losse rekenstappen.
3 + 5 = 8 8 × 3 = 24


Ander voorbeeld van breien
Je ziet ook wel eens dat men de tussenantwoorden graag wil laten zien, maar dat niet op de juiste manier doet. Daarbij valt te denken aan de volgende varianten:
5 × 3 (= 15) + 70 ÷ 2 (= 35) = 50
of
(5 × 3 = 15) + (70 ÷ 2 = 35) = 50

Hoe moet het dan wel?
De juiste manier is het gebruik van tussenstappen naast of onder elkaar.

5 × 3 + 70 ÷ 2 =
15 + 35 = 50

Slide 3 - Tekstslide

3 getallen achter de komma 
dus 3 decimalen.
1a

Slide 4 - Tekstslide

70
1b

Slide 5 - Tekstslide

2 plaatsen naar links
1c

Slide 6 - Tekstslide

42-4 = 38
2a

Slide 7 - Tekstslide

63 : 7 + 18 - 12: 3 =
9 + 18 - 4 = 27 - 4 = 23
2b

Slide 8 - Tekstslide

11 + 13 . 5 - 4 . 6 =
11 + 65 - 24 = 76 - 24 = 52
2c

Slide 9 - Tekstslide

- 5 + - 17 =
- 5 - 17 = - 22
3a

Slide 10 - Tekstslide

9 - - 21 =
9 + 21 = 30
3b

Slide 11 - Tekstslide

- 19 - ( - 54 - 17) =
- 19 - (- 71) = - 19 + 71 = 52
3c

Slide 12 - Tekstslide

12 . -3 + 11 . 4 =
- 36 + 44 = 8
3d

Slide 13 - Tekstslide

3e
18+4(87)=18456=1456=4

Slide 14 - Tekstslide

- 3 decimalen: 0,475
- 2 decimalen: 0,48
- 1 decimaal: 0,5
- gehelen: 0
4

Slide 15 - Tekstslide

20 : 4,20 = 4 rest ..... Lara kan dus 4 zakken met 5 muffins kopen.
4 . 4,20 = 16,80
Ze heeft dus nog 20 - 16,80 = 3,20 over.
3,20 : 0,90 = 3 rest .... dus ze kan nog 3 losse muffins kopen.
Samen heeft ze dan 4 x 5 + 3 = 23 muffins.
5

Slide 16 - Tekstslide

Alle Arnhemmers samen gebruiken 163000 . 120 = 19 560 000 liter per dag.
1 miljard liter = 1 000 000 000 liter
1 000 000 000 : 19 560 000 = 51, 124....dagen dus afgerond 51 dagen.
6a

Slide 17 - Tekstslide

163 000 . 120 = 19 560 000 liter per dag.
1 dag = 24 uur = 24 x 60 = 1440 minuten dus 19 560 000 liter in 1440 minuten. Ze gebruiken dus 19 560 000/ 1440 = 13583,333.. liter per minuut.
1 000 000 : 13583,333 = 73,619 dus ongeveer 74 minuten.


6b

Slide 18 - Tekstslide

3 minuten is een derde van de douchetijd, dus het scheelt 51 : 3 = 17 liter per douchebeurt
163 000 × 52 × 5 × 17 = 720 460 000
ze kunnen ongeveer 720 miljoen liter besparen

6c

Slide 19 - Tekstslide